Par 1.3 Het leven verandert

Par 1.3 Het leven verandert
1 / 36
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Par 1.3 Het leven verandert

Slide 1 - Slide

Lezen
Lezen paragraaf 1.3, blz 36 en 37.

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
- Je weet hoe de arbeidsomstandigheden in de meeste fabrieken waren.
- Je kunt uitleggen wat de arbeidsomstandigheden voor en tijdens de industriële revolutie waren voor man en vrouw.
- Je kunt uitleggen waarom veel mensen van het platteland naar de stad trokken.
- Je weet dat de werkgelegenheid in de landbouw terugliep.
- Je weet hoe de woonomstandigheden van veel arbeiders waren.
- Je kunt uitleggen waarom kinderarbeid in die tijd ‘normaal’ en nodig was.
- Je weet dat er nog geen wetten waren om de arbeiders te beschermen.
- Je kent de begrippen: arbeidsomstandigheden, arbeidsdeling, kinderarbeid

Slide 3 - Slide

Quiz
Maar eerst gaan we kijken wat jullie nog weten van de vorige lessen.. 

Slide 4 - Slide

Wat is een revolutie?
A
Een grote verandering in een lange tijd
B
Een kleine verandering in een korte tijd
C
Een grote plotselinge verandering in een korte tijd
D
Een grote plotselinge verandering in een lange tijd

Slide 5 - Quiz

Waarom werden Nederland, Belgie en Luxemburg in 1815 samengevoegd?
A
Om Duitsland in de gaten te houden
B
Om Frankrijk in de gaten te houden
C
Zodat Willem I koning werd van een machtig land
D
Omdat ze in alle drie de landen Nederlands spreken

Slide 6 - Quiz

Hoe heette de eerste locomotief die reed in Nederland?
A
De Uil
B
De Adelaar
C
De Arend
D
De Wolf

Slide 7 - Quiz

Waarom koos Willem I juist voor Twente als textielindustrie-gebied?
A
Daar was hoge werkloosheid
B
Ligt dichtbij Duitsland, makkelijker voor de handel
C
In Twente had men al wat verstand van textiel
D
Daar zaten rijke ondernemers

Slide 8 - Quiz

In welk jaar begint in Nederland de industriële revolutie?
A
1850
B
1860
C
1870
D
1880

Slide 9 - Quiz

Wat was de belangrijkste brandstof tijdens de industriële revolutie?
A
Benzine
B
Aardgas
C
Diesel
D
Steenkool

Slide 10 - Quiz

Mindmap
Pen en schrift op tafel, we gaan een mindmap maken over deze paragraaf. 

Slide 11 - Slide

Voor de Industriële revolutie
Mensen leerden toen een vak.
Vaak in een kleine werkplaats, met de handen een compleet product maken. 
Dit ging veranderen. 

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

Veranderingen
Met de komst van machines, veranderde het leven op het platteland. Ook werd er kunstmest uitgevonden, het land bracht meer op. 
Er waren minder mensen nodig om het land te bewerken. 

Slide 14 - Slide

Huisnijverheid verdween
De huisnijverheid kon de concurrentie met de fabrieken niet in. Er was minder werk op het platteland, veel mensen trokken naar de stad op zoek naar werk. 
Urbanisatie.

Slide 15 - Slide

Arbeidsomstandigheden in de fabriek
De omstandigheden in de fabriek waren veel slechter. 
Mensen maakten veel langere dagen, het was onveiliger, te koud of te warm, ongezonde lucht. 

Slide 16 - Slide

Onveilig
De fabrieken waren onveilig, de machines waren vaak niet beschermd want dat kostte geld. Er waren geen regels voor, de overheid bemoeide zich niet met de fabrieken. 

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Lage lonen
De lonen waren heel erg laag, bij ziekte verdiende je niets. 
Protesteren betekende vaak ontslag, voor jou waren er wel 10 anderen. Veel arbeiders leefden in armoede. 

Slide 21 - Slide

Eentonig werk
Vroeger maakte iemand een heel product, in een fabriek maakte iemand maar een deel van een product. Dat noemen we arbeidsdeling. Het werk werd eentonig. 

Slide 22 - Slide

Kinderarbeid
Tijdens de industriele revolutie moesten kinderen bijdragen aan het gezinsinkomen. De ouders verdienden te weinig om rond te komen. In de fabrieken was dit zwaarder dan op het land. 

Slide 23 - Slide

Wonen in de stad
De arbeiders woonden dichtbij de fabriek. Ze moesten lopend naar hun werk. Ze kwamen terecht in arbeiderswijken. Ze leefden in kleine huisjes, soms met hele grote gezinnen. 

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Video

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide


In delen van Noord- en Oost-Nederland was het trouwens niet veel beter...

Slide 28 - Slide

Quiz
Eens kijken wie er goed heeft opgelet..

Slide 29 - Slide

Welk begrip hoort er bij: mensen trokken van het platteland naar de stad.
A
Urbanisatie
B
Suburbanisatie
C
Industrialisatie
D
Infrastructuur

Slide 30 - Quiz

Waar kwam kinderarbeid niet voor?
A
Op het land
B
Huisnijverheid
C
Fabrieken
D
Kwam overal voor

Slide 31 - Quiz

Waar hoort het begrip arbeidsdeling bij?
A
Fabrieken
B
Huisnijverheid
C
Infrastructuur
D
Woonomstandigheden

Slide 32 - Quiz

Waarom woonden de arbeiders zo dicht bij hun werk?
A
Ze vonden hun werk geweldig
B
Ze moesten lopend naar hun werk
C
Alleen daar waren beschikbare woningen
D
Ze hadden ook nachtdienst

Slide 33 - Quiz

Wat hoort niet bij de arbeidsomstandigheden in de fabriek tijdens de industriële revolutie?
A
Hoge lonen
B
Onveilige machines
C
Ongezonde lucht
D
Van 08.00 uur tm 17.00 uur

Slide 34 - Quiz

Begrippen uit deze les

  • arbeidsomstandigheden
  • arbeidsdeling
  • kinderarbeid
  • huisnijverheid




Slide 35 - Slide

En nu?
Check of alle leerdoelen op je mindmap staan.
Maak de vragen van paragraaf 1.3.
Bekijk de filmpjes over dit onderwerp. 

Slide 36 - Slide