IR, klok, schoolvakken - Klas 2

Het rijtje van IR 
Yo                                 voy 
Tú                                  vas
 él, ella, usted          va
Nosotros -as           vamos
Vosotros-as             vais
Ellos-as ustedes    van 
1 / 28
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Het rijtje van IR 
Yo                                 voy 
Tú                                  vas
 él, ella, usted          va
Nosotros -as           vamos
Vosotros-as             vais
Ellos-as ustedes    van 

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

IR + en + vervoermiddel
IR wordt in combinatie met “en” gebruikt om aan te geven met welk vervoermiddel wordt gereisd:
                                     Voy en coche. 
                                     Voy en bicicleta. 
                            Maar: Voy a pie (ik ga te voet).
  

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

wat is wij gaan?

A
gamos
B
vamos
C
va
D
voy

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

wat is zij gaan/ u gaat (mv)?
A
van
B
vamos
C
ban
D
va

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

vertaal deze zin:
si, voy al instituto
A
ja, jij gaat naar school
B
nee, ik ga naar school
C
ja, ik ga naar school
D
ja, hij gaat naar school

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Vertaal naar het Spaans: met de fiets
A: a bicicleta B: en avión C: a pie D: en bicicleta
A
a bicicleta
B
en avión
C
a pie
D
en bicicleta

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

vertaal deze zin:
Van a la playa
A
zij gaan naar het strand
B
ik ga naar het srand
C
jullie gaan naar het strand
D
hij/zij gaat naar het strand

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Je schrijft 'vamos' maar zegt 'bamos'
Waar of niet waar
A
waar
B
niet waar

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Vul de juiste vorm van IR in.
Yo ... a la escuela en bicicleta.
A:voy B: vas C: vamos D: vais
A
voy
B
vas
C
vamos
D
vais

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

te voet
A: en barco B: en coche C: a pie D: a caballo
A
en barco
B
en coche
C
a pie
D
a caballo

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

voy 
vas
va
vamos 
vais
van
YO 
tú 
Carlos 
Mis amigos y yo
Javier y tú 
Sara y Javier 

Slide 12 - Drag question

This item has no instructions

Dit weet ik nog van klokkijken in het Spaans

Slide 13 - Mind map

This item has no instructions

¿Qué hora es?
9:40
A
a las nueve y cuarenta
B
son las diez menos veinte
C
son las nueve menos veinte
D
es la nueve menos cuarto.

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

¿Qué hora es?
10:30
A
es las diez y treinta
B
son las diez menos veinte
C
son las diez y media
D
son las once y media

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

¿Qué hora es?
timer
1:00
Son las cinco y media. 
Son las tres (en punto).
Son las seis y diez. 
Son las ocho menos veinticinco.

Slide 16 - Drag question

This item has no instructions

timer
1:00
Matemáticas
Inglés
Historia
Aardrijkskune
Geografía
  Wiskunde
Engels
Geschiedenes 

Slide 17 - Drag question

This item has no instructions

¿Qué hora es?
A
es la nueve en punto
B
son las nueve en punto
C
es la nuevo en punto
D
son las nueve

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

¿Qué hora es?
A
Son las once y treinta
B
Son las diez y veintisiete
C
Son las once menos media
D
Son las once y media

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

¿Qué hora es?
A
Son las diez menos diez
B
Son las dos menos diez
C
Son las diez y diez
D
A las diez y diez

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

¿Qué hora es?

Slide 21 - Open question

This item has no instructions

¿Qué es una negación?
Mevrouw Druijf is nergens te bekennen.
Ze is niet in de klas vandaag. 
Maar er is geen uitval.
Dit gebeurt nooit.
Niemand had dit kunnen weten.


Slide 22 - Slide

Ik heb op het bord wat voorbeelden van ontkenningen in het Nederlands geformuleerd. 

De ontkenning binnen de zin heb ik met rood aangegeven.
No tengo hermanos 
No vivo en Amsterdam

¡No!, no hablo español
Paula no come nada 
No hay nadie en casa

No voy nunca al cine

Geen 
Niet
Nee
Niets
Niemand
Nooit

Slide 23 - Drag question

This item has no instructions

1. Plaats in de zin
Paula no come nada - Paula zegt niets
¡Profe!, Daniel no hace nada - Juf, Daniel doet niets!

No hay nadie en casa - Er is niemand thuis 
No habla nadie durante la clase - Niemand praat tijdens de les

No voy nunca al cine - Ik ga nooit naar de bioscoop
No miento nunca - Ik lieg nooit



Slide 24 - Slide

Wat valt jullie op. 

Wat is het verschil tussen het Spaans en het Nederlands?

Dubbele ontkenning! (schrijft op bord)
2. Plaats in de zin
No tengo hambre
Paula no dice nada 
No habla nadie durante la clase 
No voy nunca al cine 



LET OP de persoonsvorm!

Slide 25 - Slide

Wat valt jullie op.

Waar staat no in de zin? voor de persoonsvorm

Waar staan nada, nadien en nunca in de zin? na de persoonsvorm
3. Plaats: Uitzondering
Marco nunca baila conmigo
Juan nunca duerme temprano
Pablo nunca hace sus deberes

Nadie tiene mi cuaderno
Nadie juega League of legends 
A nadie le gusta el 'lock-down'
 

Slide 26 - Slide

We zien hier dat nunca en nadie gebruikt kunnen worden zonder no. Dan komen ze echter wel voor de persoonsvorm te staan.
26. a. Welke zin is ontkennend?
A
Me gusta ir a la escuela
B
El supermercado está cerca de mi casa
C
No tengo que hacer mis deberes
D
Cada día voy a la escuela a pie

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Maak ontkennend:
Mi casa está en el centro.

Slide 28 - Open question

This item has no instructions