Past Simple vs. Present Perfect


Past Simple vs Present Perfect
1 / 34
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson


Past Simple vs Present Perfect

Slide 1 - Slide

Past simple
gebruik / vorm

Slide 2 - Slide

past simple: bevestigen
- Gebruik:
   - verleden
> helemaal voorbij
   - je weet wanneer het gebeurde
   - het is afgesloten / afgerond

- Vorm:
    - regelmatige werkwoorden + ed
    - onregelmatige werkwoorden > 2e rijtje




Slide 3 - Slide

past simple: vragen en ontkennen

- Vorm:

    - Did + hele werkwoord
      

- Vorm:
    - didn't (did not) + hele werkwoord



Vragen:
Ontkennen:

Slide 4 - Slide

Past simple

Slide 5 - Slide

Past Simple van
to work?
A
works
B
worked
C
working

Slide 6 - Quiz

Past Simple van
to see?
A
saw
B
seen
C
see
D
seed

Slide 7 - Quiz

Present perfect
gebruik / vorm

Slide 8 - Slide

present perfect: gebruik en vorm
- Gebruik:
   - verleden begonnen, nu nog bezig

   - verleden gebeurd, nu nog merkbaar
   - iets uit het verleden is nu nog belangrijk
- Vorm:
    - have / has (he-she-it) + voltooid deelwoord
       - regelmatige werkwoorden + ed
       - onregelmatige werkwoorden > 3e rijtje




Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Present perfect

Slide 11 - Slide



past simple:
- voorbij
- je weet wanneer
- WALDY
- w.w. + ed
- 2e rijtje
- ? = did + w.w.
- - = didn't + w.w.


present perfect:
- nog bezig / merkbaar
- nu nog belangrijk
- FYNE JAS
- have/has + w.w. + ed
- have/has + 3e rijtje
- he/she/it = has
- I/you/we/they = have
past simple vs. present perfect

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Past Simple vs Present Perfect

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Maak present perfect:
Grandmother ....... (bake) a cake.

Slide 16 - Open question

Maak de present perfect:
Martha..... her homework. (finish)

Slide 17 - Open question

Maak de present perfect:
We .... .... to school (go)

Slide 18 - Open question

for/since
I have known Mary _____ a long time now
A
since
B
for

Slide 19 - Quiz

I've had a headache ... Monday
A
for
B
since

Slide 20 - Quiz

Wanneer gebruik je de Present Perfect?
A
Om te zeggen dat iets net is afgelopen
B
Om te zeggen dat iets is gebeurd maar je weet niet meer wanneer
C
Om te zeggen dat iets is begonnen en nog steeds aan de gang is
D
Om te zeggen dat iets is gebeurd en nu is afgesloten

Slide 21 - Quiz

Wanneer gebruik je de Past Simple?
A
Om te zeggen dat iets is gebeurd
B
Om te zeggen dat iets in het verleden is begonnen en nog steeds bezig is
C
Om te zeggen dat iets NET is afgelopen
D
Om te zeggen dat iets lang aan de hand was

Slide 22 - Quiz

Welke zin staat in de Present Perfect?
A
I am playing football
B
I was playing football
C
I played football
D
I have played football

Slide 23 - Quiz

Welke zin staat in de Past Simple?
A
I have bought a dog
B
I bought a dog
C
I was buying a dog
D
I buyed a dog

Slide 24 - Quiz

They (to be) home last night

Slide 25 - Open question

He (live) here since 1990.

Slide 26 - Open question

The dog (to bite) the man yesterday.

Slide 27 - Open question

I (just / to finish) building this car.

Slide 28 - Open question

He (to play) videogames since he was a child.

Slide 29 - Open question

She (to buy) an umbrella yesterday.

Slide 30 - Open question

Slide 31 - Video

Slide 32 - Video

Slide 33 - Video

Slide 34 - Video