ondervoeding

Ondervoeding
1 / 18
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2,3

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Ondervoeding

Slide 1 - Slide

Wat versta je onder ondervoeding ?

Slide 2 - Open question

Welke signalen kun je observeren bij ondervoeding ?

Slide 3 - Open question

Lichamelijke oorzaken
ondervoeding

Slide 4 - Mind map

Psychische oorzaken ondervoeding

Slide 5 - Mind map

Sociale oorzaken ondervoeding

Slide 6 - Mind map

Zorgvragers met een gezond gewicht moeten minimaal 1 x per maand worden gewogen
A
juist
B
onjuist

Slide 7 - Quiz

Iemand die aankomt in gewicht is niet ondervoed
A
juist
B
onjuist

Slide 8 - Quiz

Hoe vaak moet je een zorgvrager met ondervoeding wegen?
A
dagelijks
B
1 x per week
C
1 x per 2 weken
D
1 x per maand

Slide 9 - Quiz

Welke vragen kun je stellen aan je zorgvrager om inzicht te krijgen in het eetgedrag?

Slide 10 - Open question

Als we het over ondervoeding hebben is er sprake van onbedoeld gewichtsverlies van
A
meer dan 10% van de afgelopen 6 maanden
B
meer dan 5% inde afgelopen maand
C
beide
D
geen van beide

Slide 11 - Quiz

Ondervoeding leidt tot langzamer herstel en complicaties bij ziekte en operaties
A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quiz

Bij de SNAQ 65+ is i.p.v. van de BMI gekozen voor het meten van de:
A
buikomvang
B
bovenarmomtrek
C
bovenbeenomvang

Slide 13 - Quiz

In verpleeg-en verzorgingshuizen wordt in driekwart van de gevallen ondervoeding niet herkend
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quiz

Ondervoeding bij bewoners van verpleeg-verzorgingshuizen verhoogt de kans op
A
decubitus
B
infecties
C
beide

Slide 15 - Quiz

Blijven bewegen van ouderen is belangrijk vanwege
A
verlies van vetmassa bij afvallen
B
verlies van spiermassa bij afvallen
C
beide

Slide 16 - Quiz

Hoeveel procent van de bewoners van verpleeg en verzorgingshuizen is ondervoed?
A
ongeveer 10%
B
ongeveer 25 %
C
ongeveer 40 %

Slide 17 - Quiz

De kosten van ondervoeding voor de gezondheidszorg in Nederland zijn jaarlijks zeker:
A
100 miljoen euro
B
200 miljoen euro
C
300 miljoen euro

Slide 18 - Quiz