Taalverzorging les 3 Meervouden

Meervoud
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Meervoud

Slide 1 - Slide

Uitleg
De –s verandert in het meervoud naar een –z en de –f verandert in een –v.

huis – huizen
neef – neven
Eindigt het woord op een lange a, i, o, u of y, dan krijg je in het meervoud ‘s.
lama – lama’s
ski – ski’s
auto – auto’s
accu – accu’s
baby – baby’s










Slide 2 - Slide

Uitleg  vervolg
Woorden die eindigen op –ay, -ey of -oy of –eau schrijf je wel met een -s aan het woord vast.

spray – sprays
jockey – jockeys
cowboy – cowboys
cadeau – cadeaus
Bij het meervoud van een afkorting, schrijf je ‘s.
cd – cd’s
dvd – dvd’s 









Slide 3 - Slide

Meervoud van accu
A
accus
B
accu's

Slide 4 - Quiz

Meervoud van alibi
A
alibies
B
alibi's

Slide 5 - Quiz

Meervoud van café
A
cafés
B
cafes

Slide 6 - Quiz

Meervoud van collega
A
collegaas
B
collega's

Slide 7 - Quiz

Meervoud van penalty
A
penaltys
B
penalty's

Slide 8 - Quiz

Meervoud van duo
A
duo's
B
duos

Slide 9 - Quiz

Meervoud van alinea
A
alinea's
B
alineas

Slide 10 - Quiz

Meervoud van cao
A
cao's
B
caos

Slide 11 - Quiz

Meervoud van comité
A
comités
B
comité's

Slide 12 - Quiz

Meervoud van paraplu
A
parapluus
B
paraplu's

Slide 13 - Quiz

Meervoud van plumeau
A
plumeau's
B
plumeaus

Slide 14 - Quiz