Les 1 Communicatie

COMMUNICATIE
1 / 34
next
Slide 1: Slide
CommunicatieMBOStudiejaar 1

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

COMMUNICATIE

Slide 1 - Slide

Waar denk jij aan bij
communicatie?

Slide 2 - Mind map

Waarom is communicatie belangrijk voor een zorgmedewerker?

Slide 3 - Mind map

In deze les


Communicatie en interactie
Soorten communicatie
Ruis

Slide 4 - Slide

Wat is communicatie?
Communicatie is het overbrengen van informatie van de een naar de ander.


Bij communicatie gaat het altijd om het uitwisselen van woorden en signalen tussen mensen. Dat kan rechtstreeks, maar steeds vaker gebruiken we hulpmiddelen als e-mail, internet etc.

Slide 5 - Slide

De zorgverlener luistert aandachtig naar een cliënt die vertelt over zijn thuissituatie.

Is hier sprake van communicatie?
A
Ja
B
Nee

Slide 6 - Quiz

De leerbegeleider geeft feedback aan de student die onderuitgezakt zit en boos kijkt.

Is hier sprake van communicatie?
A
Ja
B
Nee

Slide 7 - Quiz

De leerbegeleider maakt met een gebaar duidelijk dat de student nog even moet wachten op de gang.
Is hier sprake van communicatie?
A
Ja
B
Nee

Slide 8 - Quiz

De docent mailt een student dat zij een onvoldoende heeft voor haar opdracht.

Is hier sprake van communicatie?
A
Ja
B
Nee

Slide 9 - Quiz

"Je kunt niet niet communiceren"

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Dirk zegt tegen collega Jamila: 'Ik ga zo meneer Driesen helpen. Help jij mevr. Reus?'



Wie is de zender? Wie is de ontvanger? Wat is de boodschap?

Slide 12 - Slide

Interactie
Is een ander woord voor wisselwerking, wederzijdse beïnvloeding.

Bij interactie reageert de een op de ander en gaan boodschappen heen en weer.

Slide 13 - Slide

Dirk zegt tegen collega Jamila: 'Ik ga zo meneer Driesen helpen. Help jij mevr. Reus?'



Wanneer is hierbij interactie? 

Slide 14 - Slide

Medium
Communicatie kan direct plaatsvinden tussen twee mensen, maar communicatie kan ook indirect plaatsvinden. Er is dan sprake van een medium.

Een medium is een informatiedrager die zorgt voor de overdracht van de boodschap.

Wat zijn voordelen? Wat zijn nadelen?

Slide 15 - Slide

Welk misverstand is er hier?

Slide 16 - Slide

Feedback
Feedback is het terugkoppelen van informatie van de ene persoon naar de andere, waarbij duidelijk gemaakt wordt hoe de boodschap (of het gedrag) van de een op de ander overkomt. 

Mondelinge communicatie zonder feedback stopt vrijwel meteen. Als zender heb je namelijk behoefte aan feedback, al zijn het maar kleine geluidjes zoals 'hmm' of knikjes van het hoofd.

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Soorten communicatie
  1. Eenzijdige communicatie
  2. Tweezijdige communicatie
  3. Verbale communicatie
  4. Non-verbale communicatie

Slide 19 - Slide

Eenzijdige communicatie

  • Eenrichtingsverkeer
  • De zender is nooit tegelijk de ontvanger
  • Vaak via een tussenweg en niet rechtstreeks
Tweezijdige communicatie

  • De ontvanger heeft de mogelijkheid om te reageren op wat de ander zegt
  • Er is sprake van interactie

Slide 20 - Slide


A
Eenzijdige communicatie
B
Tweezijdige communicatie

Slide 21 - Quiz


A
Eenzijdige communicatie
B
Tweezijdige communicatie

Slide 22 - Quiz

Verbale communicatie

Verbale communicatie is de communicatie waarbij iemand met woorden (gesproken of geschreven) informatie overbrengt.
Non-verbale communicatie

Alle communicatie die niet via woorden verloopt, valt onder non-verbale communicatie.

  • Bewust: Bijv.: zwaaien
  • Onbewust: Bijv.: Zweten, blozen

Slide 23 - Slide


A
Verbale communicatie
B
Non-verbale communicatie

Slide 24 - Quiz


A
Verbale communicatie
B
Non-verbale communicatie

Slide 25 - Quiz

3

Slide 26 - Video




                externe ruis                                              interne ruis

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

00:00
Hoe voelt hij zich?

Waarom denk je dat?

Slide 29 - Slide

01:05
Hoe voelt Ross zich echt?

Hoe merk je dat?

Slide 30 - Slide

01:38
Wat is er met Sheldon (groene shirt) aan de hand?

Hoe merk je dit als hij spreekt?

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

Woorden
Wat wordt er letterlijk gezegd.
Intonatie
Hoe wordt iets gezegd (stemgebruik).


Lichaamstaal
Welke houding, gezichtsuitdrukking en gebaren heeft iemand.

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Video