Het bezittelijk voornaamwoord - start

Het bezittelijk voornaamwoord
1 / 21
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

Het bezittelijk voornaamwoord

Slide 1 - Slide

Traduis la phrase :

Philippe est mon frère.

Slide 2 - Open question

Traduis la phrase :

J'ai mangé avec mes parents.

Slide 3 - Open question

Het bezittelijk voornaamwoord
Geeft aan van wie iets is. 
De vorm hangt af van het zelfstandig naamwoord achter het bezittelijk voornaamwoord.


Dit is mijn hond.
C'est mon chien.
Dit is jouw broer.
C'est ton frère.
Dit is zijn zus.
C'est sa sœur.

Slide 4 - Slide

Let op!
Begint het zelfstandig naamwoord met een klinker of stomme h? Dan gebruik je mon / ton / son.
mon amie
mijn vriendin
ton amie
jouw vriendin
son amie
zijn/haar vriendin

Slide 5 - Slide

C'est ____ maison. (ons / onze)
A
notre
B
nos
C
votre
D
vos

Slide 6 - Quiz

____ père est très sympa. (haar)
A
son
B
sa
C
ses

Slide 7 - Quiz

J'adore ___ amie ! (jouw)
A
ton
B
ta
C
tes

Slide 8 - Quiz

C'est à toi !

Slide 9 - Slide

Sleep de juiste bezittelijke voornaamwoorde naar het midden
les livres 
vos
mon
mes
votre
ta
tes

Slide 10 - Drag question

Sleep de juiste 2 bezittelijke voornaamwoorde naar het midden
une trousse
ma 
mon
mes
ton
ta
tes

Slide 11 - Drag question

Sleep de juiste 2 bezittelijke voornaamwoorde naar het midden
un frère
sa
son
ses
votre
vos

Slide 12 - Drag question

Sleep de juiste 2 bezittelijke voornaamwoorde naar het midden
les plages
notre
nos
leur
leurs

Slide 13 - Drag question

Sleep de juiste bezittelijk voornaamwoorden naar het woord wat erbij hoort
(hun) professeur
(mijn) sac
(haar) grands-parents
(jouw) hôtel 
ton 
mon
leur
ses 

Slide 14 - Drag question

1. Tu as aimé                       vacances ? 
2.                    voyage était très amusant.
3. J'ai été chez                     tante
4.                     piscine est géniale !
5. Mon frère aime beaucoup                 tante.
6. Et toi? Tu aimes                   famille ?
Schuif het correcte bezittelijk voornaamwoord in de zin
ton
ta
tes
Mon
Ma
Mes
mon
ma
mes
Son
Sa
Ses
son
sa
ses
ton
ta
tes

Slide 15 - Drag question

Comment était ____ voyage ? (jullie)

Slide 16 - Open question

____ enfants sont très sympas ! (hun)

Slide 17 - Open question

___ piscine est très grande ! (zijn)

Slide 18 - Open question

Où est ___ tante ? (jouw)

Slide 19 - Open question

Il est ____ copain ! (haar)

Slide 20 - Open question

Fini ?
Fais les exercices:
p. 47 ex. 30e + 31a + 31b

Fini ?
Leren woordjes E + F

Slide 21 - Slide