basisdeel oefening

Wat betekent periodiek onderhoud?
A
Onderhoud wat je zelf niet kan uitvoeren
B
Regelmatig onderhoud zoals bijvoorbeeld elke week
C
Hiervoor moet je een bedrijf laten komen
D
Elke dag schoonmaken
1 / 43
next
Slide 1: Quiz
Helpende plusMBOStudiejaar 1

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Wat betekent periodiek onderhoud?
A
Onderhoud wat je zelf niet kan uitvoeren
B
Regelmatig onderhoud zoals bijvoorbeeld elke week
C
Hiervoor moet je een bedrijf laten komen
D
Elke dag schoonmaken

Slide 1 - Quiz

Wat bedoelen we met 'onderhouden'?
A
Ervoor zorgen dat iets in goede staat blijft
B
Een gesprek, een onderhoud, met iemand voeren
C
Ontkalken van het koffiezetapparaat
D
Elke dag de vloer in de keuken dweilen

Slide 2 - Quiz

Wat staat er in het onderhoudsschema van huishoudelijke apparaten?
A
Hoeveel stroom de apparaten gebruiken
B
De gebruiksaanwijzing van de apparaten
C
Welke apparaat wanneer en hoe wordt onderhouden
D
Geen van deze bovenstaande zinnen

Slide 3 - Quiz

Wat betekent HARD water?
A
water om het toilet door te spoelen
B
water met veel kalk
C
water met weinig kalk
D
dit water moet je niet drinken

Slide 4 - Quiz

Welk apparaat hoef je NIET te ontkalken?
A
De afzuigkap
B
De waterkoker
C
Het koffiezetapparaat
D
De wasmachine

Slide 5 - Quiz

Hoe ontkalk je een apparaat?
A
Met allesreiniger
B
Met een zure vloeistof zoals schoonmaakazijn of citroensap
C
Met bleekmiddel
D
Met zout

Slide 6 - Quiz

Welke stoffen verwijder je uit de huishoudelijke apparaten als je deze ontkalkt?
A
kalk en magnesium
B
vet en stof
C
kruimels en vuil
D
resten water wat in het apparaat achterblijft na het gebruik

Slide 7 - Quiz

Op welke 2 onderdelen let je bij onderhoud van de vaatwasser?
A
het filter en de sproeiarmen
B
De aan-en uitknop en het bestekrek
C
De filters en de zijkanten van de deur
D
het zeepbakje en reservoir voor glansspoelmiddel

Slide 8 - Quiz

Kan ik de sproeiarmen uit de vaatwasser loshalen om schoon te maken?
A
ja
B
nee

Slide 9 - Quiz

In welk apparaat kan vetluis zich ophopen?
A
koffiezetapparaat
B
wasmachine
C
wasdroger
D
afzuigkap

Slide 10 - Quiz

Kan er kalkaanslag op het verwarmingselement van de wasmachine?
A
nee
B
ja

Slide 11 - Quiz

Hoe ontkalk ik een wasmachine?
A
Met waspoeder, wasprogramma op 75 graden, lege trommel
B
met 1 liter schoonmaakazijn, wasprogramma op 90-95 graden lege trommel
C
Met allesreiniger, wasprogramma op 75 graden, lege trommel
D
met vloeibaar wasmiddel, wasprogramma op 30 graden, lege trommel

Slide 12 - Quiz

Wat is vetluis?
A
Luizen in vet haar van mensen
B
Vet in de afzuigkap
C
Een vettige aanslag in je wasmachine door vaak op lage temperaturen te wassen
D
Een vette luis op planten in de tuin

Slide 13 - Quiz

Waarvoor gebruiken we een afzuigkap in de keuken?
A
Om de keuken op temperatuur te houden
B
Voor het verwijderen van vuil uit de ruimte
C
Als schoonmaakapparaat in de keuken
D
Om kooklucht en vetten uit de keuken te filteren

Slide 14 - Quiz

Hoe onderhoud ik de afzuigkap op de juiste manier?
A
het filter en de buitenkant schoonhouden
B
Daarvoor moet een schoonmaker komen
C
Afnemen met bleek en schoonmaak azijn
D
Dat hoeft niet, de afzuigkap maakt zichzelf schoon

Slide 15 - Quiz

Welke van de mogelijkheden horen bij het onderhoud van de stofzuiger?
A
De stofzuigerzak verwisselen/ stofreservoir legen
B
Het filter reinigen of vervangen
C
De mondstukken schoonmaken
D
Alle drie bovenstaande mogelijkheden

Slide 16 - Quiz

Oudere koelkasten hebben veel meer onderhoud nodig dan nieuwe
A
Feit
B
Fabel

Slide 17 - Quiz

welk gereedschap is dit?
A
waterpomptang
B
combinatietang
C
schroevendraaier
D
steeksleutel

Slide 18 - Quiz

Wat voor soort gereedschap is dit?
A
verstelbare moersleutel
B
ringsleutel
C
inbussleutel
D
steeksleutel

Slide 19 - Quiz

Wat voor soort gereedschap is dit?
A
gleufkopschroevendraaier
B
klauwhamer
C
kruiskopschroevendraaier
D
combinatietang

Slide 20 - Quiz

Bij welk onderhoud gebruik je dit voorwerp?
A
Ontvetten van de sifon
B
samen met een veger en blik bij het buiten vegen
C
schoonmaak toilet
D
verstopping van de afvoer in wastafel/ wasbak

Slide 21 - Quiz

Welke werking heeft een soda oplossing bij de afvoeren in de keuken?
A
ontvetten
B
ontkalken

Slide 22 - Quiz

Een zwanenhals zorgt voor:
A
er geen troep in de afvoerbuizen kan verzamelen
B
de geuren in de afvoer blijven
C
dat de wasbak gemakkelijk op de afvoer aan te sluiten is
D
het ontstoppingsmiddel sneller door de buis loopt en zijn werk doet

Slide 23 - Quiz

Wat voor soort sifon is dit?
A
flessifon
B
P-sifon
C
S-sifon
D
Bekersifon

Slide 24 - Quiz

Wat is de functie van de aardlekschakelaar?
A
Deze valt uit als het gaat onweren
B
Deze hoort in de meterkast thuis
C
hiermee kan je de stroommeter opmeten
D
Deze doorbreekt de elektriciteit in 1 keer

Slide 25 - Quiz

Welke informatie zie ik?
A
Hoe schakelaars in de meterkast eruit kunnen zien
B
Hoeveel verschillende schroevendraaiers er zijn
C
Stoppen uit de meterkast
D
Soorten fittingen van lampen

Slide 26 - Quiz

Is dit een TL buis lamp?
A
ja
B
nee

Slide 27 - Quiz

Wat doe je aan onderhoud als een TL- buis blijft knipperen?
A
De TL- starter vervangen
B
Een nieuwe TL buis ophangen
C
De TL buis een kwartslag draaien
D
De monteur bellen. Hij vervangt deze lamp

Slide 28 - Quiz

In welke 2 groepen kan je batterijen indelen?
A
platte batterijen en ronde batterijen
B
9v batterij en AAA tot A batterijen
C
wegwerp batterijen en oplaadbare batterijen
D
knoopsgat batterijen en accubatterijen

Slide 29 - Quiz

Bij het werken met kinderen zijn er gevaren te benoemen.
Welke van de onderstaande voorbeelden kunnen gevaren voorkomen? Er zijn meer antwoorden goed
A
Kinderen in de tuin te laten voetballen
B
goed opletten bij buiten zitten tijdens koffie drinken
C
Kinderen van de glijbaan af laten glijden
D
Een kinderhekje bovenaan de trap dichtdoen

Slide 30 - Quiz

Waar staan de letters EHBO voor?
A
Eigen huis buiten ons dorp
B
En hoe bij ons werkt dit nu?
C
Eerst het buitenspelen op de stoep
D
eerste hulp bij ongelukken

Slide 31 - Quiz

Wat is een protocol?
A
Uitleg voor een handeling in de keuken
B
Een voorschrift wat je moet opvolgen
C
Een schoonmaakmiddel
D
Een richtlijn hoe ik iets mag gaan uitvoeren

Slide 32 - Quiz

Dit is de branddriehoek. Welke van de 3 onderdelen kan je weghalen om vuur te doven?
A
zuurstof
B
brandstof
C
temperatuur
D
maakt niet uit

Slide 33 - Quiz

wat is dit?
A
Een kookschort in een verpakking
B
witte lakens
C
doeken om mensen in te wikkelen bij gevaar
D
blusdeken

Slide 34 - Quiz

Waar staan de letters BHV voor?
A
Bedrijfshulpverlening
B
Buiten het voortuintje mag je niet gaan spelen
C
Brandhandelingen voorkomen

Slide 35 - Quiz

Wat doe je als eerste als je helpt bij een ongeluk?
A
veiligheid eerst
B
stel het slachtoffer gerust
C
roep om hulp
D
bel 112

Slide 36 - Quiz

Voor wie geldt de ARBO wet?
A
overheid
B
werkgever
C
werknemer
D
werkgever en werknemer

Slide 37 - Quiz

Waarover gaat de ARBO wet?
A
werkdruk en werkroosters
B
veiligheid, gezondheid en welzijn
C
werktijden en werkplezier
D
regels over gedrag tussen werknemer en werkgever

Slide 38 - Quiz

Wat moet je als eerste doen bij brandwonden?
A
112 bellen
B
haal de kleding eraf
C
bedek de wond met een steriel doek
D
koel de wond met lauw water, minimaal 15 minuten

Slide 39 - Quiz

Waar staan de letters RI&E voor?
A
redelijk inzicht in eigen werk
B
een protocol voor veilig werken
C
risico inventarisatie en evaluatie
D
redelijke inspanning en einde van de werkdag

Slide 40 - Quiz

Wat is het verschil tussen gewoon gaas en zalfgaas?
A
zalfgaas plakt niet aan de wond
B
er zit helende factoren in een gaas
C
gaas plakt niet aan de wond

Slide 41 - Quiz

Hoe help ik juist mee bij het laten stoppen van een bloedneus?
A
Stop watten in de neusgaten
B
doe hoofd achterover
C
Buig het hoofd licht voorover en knijp vlak onder het neusbeen
D
laat een glas water drinken

Slide 42 - Quiz

Waar gebruik ik een drukverband voor?
A
voor het verbinden van uitwendige bloedingen
B
om zwellingen te voorkomen
C
voor rust of steun aan een lichaamsdeel
D
steriel afdekken van een wond

Slide 43 - Quiz