Alles over btw

Alles over btw
In deze LessonUp behandel ik de volgende onderwerpen:
  • toegevoegde waarde;
  • btw;
  • exclusief en inclusief btw;
  • af te dragen btw;
  • kortingen.

1 / 40
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Alles over btw
In deze LessonUp behandel ik de volgende onderwerpen:
  • toegevoegde waarde;
  • btw;
  • exclusief en inclusief btw;
  • af te dragen btw;
  • kortingen.

Slide 1 - Slide

Produceren
Produceren betekent waarde toevoegen. De producent maakt kosten Zoals loonkosten, energiekosten en nog veel meer. Deze kosten wil hij natuurlijk vergoed krijgen en daarom verwerkt hij deze kosten in de verkoopprijs. Ook wil de producent winst behalen. Ook dat stukje stopt hij in de verkoopprijs.

De toegevoegde waarde bestaat
dus uit bedrijfskosten en winst.

Slide 2 - Slide

Uit welke twee onderdelen bestaat de toegevoegde waarde?

Slide 3 - Open question

Nettowinst en bedrijfskosten plus inkoopkosten

Slide 4 - Slide

Nettowinst + Bedrijfskosten + Inkoopkosten = Verkoopprijs

Slide 5 - Slide

Hoe wordt de verkoopprijs berekend?
A
Inkoopprijs + kosten + nettowinst
B
Inkoopprijs - kosten + nettowinst
C
Inkoopprijs - kosten + nettowinst
D
Inkoopprijs - kosten - nettowinst

Slide 6 - Quiz

Productiefactoren
Als een ondernemer waarde gaat toevoegen produceren) maakt hij gebruik van de volgende vier productiefactoren:
  • Kapitaal → machines;
  • Arbeid → De spierkracht en denkkracht;
  • Natuur → grond, grondstoffen, water, zuurstof;
  • Ondernemerschap → inspanningen van de
    ondernemer zelf.

Slide 7 - Slide

Welke vier productiefactoren zijn er?

Slide 8 - Open question

Toegevoegde waarde is hetzelfde als Brutowinst

Slide 9 - Slide

Alles in één overzicht.

Slide 10 - Slide

Nu de eenvoudige vorm

Slide 11 - Slide

Hoe wordt toegevoegde waarde ook wel genoemd?
A
nettowinst
B
inkoopwaarde
C
bedrijfskosten
D
brutowinst

Slide 12 - Quiz

Bedrijfskolom
De bedrijfskolom is een overzicht van alle bedrijven (schakels) die bezig zijn met de product van één bepaalde product. Elke schakel voegt waarde toe.

De consument voegt geen waarde toe, want die consumeert alleen. Let op het prijsverschil tussen de verkoopprijs en de consumenten-prijs. Deze prijsverschil komt door de ............... 
juist, de 9% btw.

Slide 13 - Slide

Hoe bereken je de toegevoegde waarde?
A
verkoopprijs + inkooprijs
B
verkoopprijs - inkoopprijs
C
inkoopprijs - verkoopprijs
D
brutowinst - bedrijfskosten

Slide 14 - Quiz

Toegevoegde waarde
In de kolom van de toegevoegde waarde zie je hoeveel elke schakel precies toevoegt.
Zo voegt de supermarkt in dit overzicht de minste waarde toe (€ 0,10).

Als je alle toegevoegde waardes bij elkaar optelt kom je precies aan de verkoopprijs bij de supermarkt:
(0,30 + 0,60 + 0,30 + 0,60 + 0,10 = € 1,90) .

Slide 15 - Slide

Waarom kan de consument geen btw terugvragen?

Slide 16 - Open question

Slide 17 - Slide

BTW
Wat is nu btw? Btw is de belasting die de koper moet betalen voor een product. De letters staan voor Belasting Toegevoegde Waarde. maar daarover straks meer. De belasting komt bovenop de gewone prijs. We kennen drie btw-tarieven:
  • 0% → over postzegels en geïmporteerde producten en zonnepanelen;
  • 9% → over sommige diensten als de fietsenmaker, kapper maar ook op
     producten als etenswaren, water, boeken en geneesmiddelen;
  • 21% → over alle andere producten.


Slide 18 - Slide

Btw exclusief en inclusief
Eerder hebben we al besproken hoe de btw in procenten werkt. Hiernaast zie je nog een verkorte uitleg. 

Ik wijs je er nog wel op dat de: 
  • prijs exclusief btw (100%) de verkoopprijs is;
  • prijs inclusief btw (109% en 121%) de  consumentenprijs.

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Video

De consumentenprijs is de prijs...
A
inclusief btw
B
exclusief btw

Slide 21 - Quiz

Af te dragen btw
Uiteindelijk is de consument de dupe van de btw-heffingen. De btw maakt de producten voor de consument alleen maar duurder. De btw komt namelijk bovenop de verkoopprijs. De verkoopprijs verandert dan in de consumentenprijs.

Voor de producent zelf maakt het niets uit. De producent kan de betaalde btw terug vragen.
Hij die waarde toevoegt mag de btw terugvragen.

Slide 22 - Slide

Af te dragen btw
Het het principe van het terug vragen van de btw noemen we af te dragen btw
De producent betaalt eerst wel btw over alles wat hij koopt. Van nieuwe pennen tot voorraad,
over alles wordt btw in rekening gebracht. Dat producent vraagt aan de klant ook weer btw te betalen over alles wat hij verkoopt. 

Wat hijzelf heeft betaald aan btw haalt hij af van de btw die hij van de klant heeft ontvangen.
Wat overblijft noemen we af te dragen btw.
De btw gaat naar de overheid.  


Slide 23 - Slide

Rekenvoorbeeld: de ondernemer betaalt bij het inkopen zelf € 1,05 btw. Als hij zijn product verkoopt ontvangt hij € 2,52 aan btw van de klant. Nu haalt hij dat van elkaar af. Hij betaalt nu niets aan btwDe rest gaat naar de overheid (€ 1,47).

Slide 24 - Slide

BTW
Als je goed hebt opgelet zie je dat de btw ook over de toegevoegde waarde wordt berekent. 
  • De toegevoegde waarde → € 12,00 - € 5,00 = € 7,00
  • 21% btw van € 7,00 = € 1,47

Nu weet je waar de naam btw vandaan komt: belasting (over de) toegevoegde waarde.
Weet je in het vervolg de toegevoegde waarde, dan kun je direct de af te dragen btw berekenen.

Slide 25 - Slide

De verkoopprijs is € 8,25. De inkoopprijs is € 3,45.
De btw bedraagt 21%
Bereken de af te dragen btw.

Slide 26 - Open question

De prijs consumentenprijs is € 4,99 en de inkoop-kosten bedragen € 1,33 exclusief btw. Bereken de toegevoegde waarde als de btw 9% is.

Slide 27 - Open question

Slide 28 - Slide

Kortingen
Als laatste onderdeel van deze LessonUp behandel ik kortingen. Vaak word je gelokt door de winkelier met kortingen. Waarom?

  • Ze willen van hun oude voorraad af;
  • Ze willen een nieuwe doelgroep;
  • Ze willen een nieuw product verkopen;
  • Ze willen gewoon meer omzet draaien. 




Slide 29 - Slide

35% korting
De korting bereken je over de verkoopprijs (dus exclusief btw). Nadat de korting eraf is, moet je weer de btw berekenen en die erbij optellen om de consumentenprijs aan te bieden.

Hiernaast wordt een korting gegeven van 35op een nieuwe tv. De nieuwe verkoopprijs wordt dan: 680 - 238 = € 442,-  maar dat is zonder btw.

Slide 30 - Slide

Nieuwe consumenten-prijs
Nu de verkoopprijs bekend is, moet 21% btw erbij opgeteld worden. De verkoopprijs van 100% wordt de consumentenprijs van 121%.
De prijs met korting is € 442,00, maar is nog steeds exclusief btw.
← De berekening wordt dan:

De consument betaalt € 534,82 voor een nieuwe tv met een korting van 35%.

Slide 31 - Slide

Noteer één reden waarom de winkelier korting geeft.

Slide 32 - Open question

Als de korting 35% bedraagt, hoeveel procent betaalt de consument in verhouding voor het afgeprijsde product?
A
100%
B
65%
C
121%
D
86%

Slide 33 - Quiz

21% korting?
Hiernaast zie je dat je in plaats van 21%, eigenlijk maar 17,36% korting krijgt bij de Mediamarkt. Dit komt omdat de consumentenprijs 121% is en niet 100%. 

Korting ÷ oude prijs x 100% wordt
42 ÷ 242 x 100% = 17,26%

Zou je dus 21% berekenen op de verkeerde manier krijg je: 242 ÷ 100 x 21% = € 50,82

Slide 34 - Slide

Waarom krijg je in plaats van 21% korting, maar 17,4% korting bij de Mediamarkt?
A
Om de klant op de verkeerde been te brengen.
B
Omdat je moet delen door 100%.
C
Omdat je moet delen door 121%.
D
Omdat je moet delen door 79%.

Slide 35 - Quiz

Wat is de juiste en snelste manier om een korting van 50% door te berekenen aan de klant?
A
prijs ex btw x 0,5 x 1,00
B
prijs ex btw x (1 ÷ 2) x 1,00
C
prijs ex btw x 0,5 x 1,21
D
prijs ex btw x (1 ÷ 2) x 1,21

Slide 36 - Quiz

En nu verder...
Bekijk de drie bijgevoegde korte filmpjes ter herhaling of opfrissing.

Er staat één klein foutje in het eerste filmpje.
Ze hebben het hier over het laag tarief van 6%.
Je raadt het al, dat moet natuurlijk.....% zijn.

Slide 37 - Slide

Slide 38 - Video

Slide 39 - Video

Slide 40 - Video