het weer

• Nederlands
• ISK

het weer

1. het regent
2. het waait
3. het is mooi weer
4. het is koud

de 12 maanden van het jaar

Een jaar heeft 12 maanden

Welke maand is het?

1. januari
2. februari
3. maart
4. april

1. het regent
2. het waait
3. het is mooi weer
4. het is koud

Hoeveel maanden zitten er in een jaar?

Volgende maand is het ...

Vorige maand was het ...

De eerste maand van het jaar is ...

De elfde maand van het jaar is ..

Het heeft gisteren hard .............. (waaien)

welk seizoen is het nu?

1. herfst
2. zomer
3. winter
4. lente

Er zijn veel bloemen in de .............

1. winter
2. lente
3. zomer
4. herfst

klein- groot
Wat is het tegengestelde van nat?

1. sneeuw
2. droog
3. natter
4. regen

Wat is het tegengestelde van warm?

1. nat
2. heet
3. droog
4. koud

Het ............. vandaag mooi weer.

1. bent
2. heeft
3. zijn
4. is

Jij .................... geluk.

1. heb
2. heeft
3. hebt
4. bent

De leerlingen ................... moe.

1. is
2. hebben
3. zijn
4. heeft

Jullie ................. morgen sport.

1. zijn
2. heeft
3. is
4. hebben

Het ............... een koude dag.

1. heeft
2. bent
3. is
4. zijn

Hij ................... een fiets.

1. heb
2. hebben
3. heeft
4. hebt

Hoe heten de vier seizoenen?

Wat is de datum van vandaag?

A1

Maken in het boek van TaalCompleet:

2.9

2.10

opdrachten online

BEN JE KLAAR?

KOM JE BOEK LATEN ZIEN.

A2

Maken in het boek van TaalCompleet:

2.8

en opdrachten online

BEN JE KLAAR?

KOM JE BOEK LATEN ZIEN.