Karneval

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

 Fasching

Die ‘fünfte Jahreszeit’, wie die Karnevalszeit gerne genannt wird, beginnt offiziell mit dem 11.11. Im Gegensatz zu den meisten anderen Festen trägt das Fest unmittelbar vor der Fastenzeit verschiedene Namen.

Woher kommt der Brauch?

Wir sehen uns gleich ein Video an über den Ursprung des Karnevals.

Beantworte danach einige Fragen.

Mache einige Notizen während dem sehen! Im Video gibt es einige Stichwörter.

Und jetzt die Fragen!

Was ist die Fastnacht?

Woher kommt der Brauch? Betekent...

Waarom heet het verschillend Karneval, Fastnacht of Fasching?

Wat betekent carnelevare?

Hoe lang duurt de vastentijd en waarom?

In welk gebied wordt carnaval vooral gevierd in Duitsland?

Voordat de vastentijd begint werd er niet alleen gefeest. Wat was ook belangrijk?

Wat gebeurt er 1823 in Keulen/Köln?

In welke twee steden, naast Keulen, wordt ook veel carnaval gevierd?

Wat deed men rond 1900 in het zuiden?

Er werd in het filmpje een rivier genoemd, namelijk

1. Rijn
2. Moezel
3. Elbe
4. Donau

 Der Höhepunkt der Karnevalszeit ist der Karnevalsumzug am Rosenmontag mit vielen bunten Wagen und verkleideten Menschen. Na de video volgt er een aantal vragen. Kijk en lees goed!

In Köln feiern die Jecken Rosenmontag
Wat zijn Jecken?

1. de prins en de raad van 11.
2. carnavalsvierders
3. de toeschouwers
4. de danseressen

An dem Umzug nehmen etwa 11.000 Karnevalisten teil.
Vertaal Umzug

Ein Karnevalswagen nimmt Schulz und Merkel aufs Korn.
Wat betekent aufs Korn nehmen?

1. aandacht besteden aan
2. uitbeelden
3. onder schot nemen
4. bespotten

Die Tanzgarden dürfen nicht fehlen.
Wat betekent dürfen nicht fehlen?

1. zijn niet met veel (dansers) aanwezig
2. kunnen niet veel.
3. mogen niet ontbreken.
4. durven niet veel

Was sind Adjektive und
wie können wir diese verwenden?

Adjektive

Bijvoeglijke naamwoorden

Der Pullover ist viel zu groß.

Ich finde den Pullover nicht so schön.

= prädikativ

Das ist kein neuer Pullover.

Du brauchst ein schickes Hemd, einen warmen Pullover und eine schöne Hose.

= attributiv

Leerboek blz. 253

Huiswerk vergelijken

Opdrachten in het boek:

Blz. 197 opdracht 7

Blz. 198 opdracht 9 en 10

Ich sehe ein... .... mit ein... .... !

Zukunftsträume

Nach der Schule würde ich gerne ... .

In ... Jahren würde ich gerne ... .

Ich würde gerne ... .

Schrijf tenminste 10 zinnen over jouw toekomst/toekomstwensen/toekomstdromen. Gebruik hiervoor de Konjunktiv II en bijvoeglijke naamwoorden.