Unit 9.2 - Present Perfect

Unit 9.2 - Grammar
Present Perfect - all forms
1 / 17
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Unit 9.2 - Grammar
Present Perfect - all forms

Slide 1 - Slide

Plattegrond
Rodin
Tara
Deli
Meyra
Yessica
Merhawi
x
Jerodaen
David
Fidan
Arda
Floor
Zein
Tess
x
Adine
Amani
Sanne
Faye
Lilliana
Meryem
Xienna
Chancey
Cas
Kyandra
Juf Holmes

Slide 2 - Slide

Weektaak: TODAY
Unit 9 Grammar
  • Present Perfect + past participle
  • Present Perfect: already / just / yet



Slide 3 - Slide

Lesson goals:
  • I can recall how to use the present perfect.

  • I know the difference between - just - yet - already.

  • I can write correct sentences using - just - yet - already.

Slide 4 - Slide

Quiz: Make the present perfect
Present simple
Present Perfect (+)
(he/she/it)
Present Perfect (-)
(you/we/they)
pay
play
find
buy
lose
stand

Slide 5 - Slide

Quiz: Make the present perfect
Present simple
Present Perfect (+)
(he/she/it)
Present Perfect (-)
(you/we/they)
pay
has paid
haven't paid
play
has played
haven't played
find
has found
haven't found
buy
has bought
haven't bought
lose
has lost
haven't lost
stand
has stood
haven't stood

Slide 6 - Slide

Present Perfect = voltooid tegenwoordige tijd

Voltooid tegenwoordige tijd = de ene kant is het al voltooid (in het verleden), maar is het ook nog bezig of heeft het nog invloed (in het heden).

Slide 7 - Slide

Wanneer gebruik je de present perfect?
De present perfect heeft alles te maken met het verleden en het nu.
  • Verleden = de past simple (iets dat al is afgelopen of al is gebeurd)
  • Nu = Iets dat heeft ook nu nog invloed of is nog steeds bezig. Een connectie met het heden.

Slide 8 - Slide

Wanneer gebruik je de present perfect?
Aan te geven dat: 
  • iets in het verleden is begonnen en doorgaat tot op het heden
  • om ervaringen uit het verleden te vertellen
  • als de tijdsperiode waar je over spreekt nog niet is afgelopen
  • bij handelingen die pas zeer kortgeleden voltooid zijn

Slide 9 - Slide

Hoe maak je de present perfect?
Je hebt 2 werkwoorden nodig:

have / has + voltooid deelwoord (past participle)

Bijvoorbeeld:
Marc has lived in Rotterdam since 2002.
You haven't been to that shop?

Slide 10 - Slide

Week Taak:
Unit 9.2 Present Perfect

Listening: 2

Reading: 4 + 5 + 6
Done?

Workbook:
- page 1
- page 2

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Tip:
Page 129

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Link

Present Perfect: Signaalwoorden
I
you / we / they
have
P.P word
Signaalwoorden
he / she / it
has
P.P word
Signaalwoorden

Slide 16 - Slide

Present Perfect: Signaalwoorden
already
- earlier than expected
- affirmative (+) sentences
- comes immediately before the main verb
just
- recently / a short time ago
- affirmative sentences
- comes immediately before the main verb
yet
- it has not happened yet BUT we expect that it will probably happen.
- negative sentences
- yet comes at the end of the negative statement
- yet comes at the end of questions.

Slide 17 - Slide