Unidad 1 Lección 2 7-11

¡Bienvenidos!
  • En tu mesa (= op je tafel):
  • Libro de texto  (tekstboek)
  • Cuaderno (schrift)
1 / 13
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 13 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

¡Bienvenidos!
  • En tu mesa (= op je tafel):
  • Libro de texto  (tekstboek)
  • Cuaderno (schrift)

Slide 1 - Slide

Hoy (= vandaag)
  • Datum voor de toets
  •  Lección 2
  • Werkwoorden: wij, jullie , zij (mv) vorm
  • Ejercicio 1
  • Ejercicio 2: ¿De dónde son?

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
  • Aan het einde van deze les staat de datum voor de toets in je agenda.
  • Aan het einde van de les weet je wat je moet leren voor de toets.
  • Aan het einde van de les ken je alle vervoegingen van de werkwoorden llamarse, tener, ser y hablar
  • Aan het einde van de les kun je in het Spaans vertellen waar je ouders vandaan komen.

Slide 3 - Slide

Toets Unidad 1
  • 28 november 2024 8e uur
  • Wat moet je leren:
  • Woordjes NE-SP (gele boek p. 129)
  • Mi gramática (gele boek p. 26-27)
  • Werkwoorden hablar, llamarse, tener y ser
  • Ontkenning
  • Vraagwoorden
  • Lidwoorden, geslacht en getal 

Slide 4 - Slide

Lección 2
Objetivo principal:
  • Hablo de países, nacionalidades y lenguas
  • Waar gaat deze les over denk je?
  • Países
  • Nacionalidades
  • Lenguas

Slide 5 - Slide

Herhaling voor de vakantie
  • Werkwoorden llamarse, hablartener y ser
Llamarse
Hablar
Tener
Ser
yo
me llamo
hablo
tengo
soy
te llamas
hablas
tienes
eres
él/ella/
usted
se llama
habla
tiene
es

Slide 6 - Slide

Werkwoorden
  • Werkwoorden llamarsehablar, tener y ser 
llamarse
hablar
tener
ser
Nosotros
nos llamamos
hablamos
tenemos
somos
Vosotros
os llamáis
habláis
tenéis
sois
ellos/ellas
se llaman
hablan
tienen
son

Slide 7 - Slide

Werkwoorden hele rijtje
Llamarse
Hablar
Tener
Ser
yo
me llamo
hablo
tengo
soy
te llamas
hablas
tienes
eres
él/ella/
usted
se llama
habla
tiene
es
nosotros
nos llamamos
hablamos
tenemos
somos
vosotros
os llamáis
habláis
tenéis
sois
ellos/ellas/ ustedes
se llaman
hablan
tienen
son

Slide 8 - Slide

Ejercicio 1
  • ¿Qué? Lees de chat en schrijf de nationaliteiten en bijbehorende landen op in je schrift
  • ¿Cómo? Individueel
  • ¿Tiempo? 5 minutos
  •  ¡Nota! Heb je een vraag, steek je vinger op, dan kom ik je helpen.
  • ¿Listo? Probeer zelf in het Spaans te zeggen waar je vandaan komt.
timer
5:00

Slide 9 - Slide

Personas
Nacionalidades
Países

Slide 10 - Slide

¿De dónde son?
  • ¿De dónde son tus padres? 
  • Aanpassen aan geslacht
  • Mi madre es de origen italiano.
  • Mi padre es alemán y mi madre es inglesa 
  • Praat met je buurman of buurvrouw over waar je ouders vandaan komen.
timer
3:00

Slide 11 - Slide

Wat hebben we vandaag gedaan?
  • Hablar
  • Llamarse 
  • Tener
  • Ser
  • ¿De dónde sois?  

Slide 12 - Slide

La próxima vez 
  • ¿Qué idiomas hablas?
  • Praten over je uiterlijk en lichaamsdelen 

Slide 13 - Slide