Lastige werkwoorden Basis

Welkom! Pak je leesboek
Fijn dat je er weer bent.  Ga rustig naar je plek en start met stillezen of ga verder met je puzzel

Geen kauwgom, jas op de gang,
let op je taalgebruik.
timer
6:00
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Welkom! Pak je leesboek
Fijn dat je er weer bent.  Ga rustig naar je plek en start met stillezen of ga verder met je puzzel

Geen kauwgom, jas op de gang,
let op je taalgebruik.
timer
6:00

Slide 1 - Slide

Lesdoelen 
Je weet wanneer je een -t of een -d moet gebruiken als de tegenwoordige tijd en de persoonsvorm hetzelfde klinken

Je weet hoe je een bijvoeglijk naamwoord spelt

Slide 2 - Slide

Opletten: lastige werkwoorden

Werkwoorden die beginnen met be-, ge-, ver-, ont-, her- of over- klinken in de tegenwoordige tijd en de voltooide tijd hetzelfde, maar vaak schrijf je de werkwoorden anders.


gebeurt of gebeurd

verandert of veranderd?

herstelt of hersteld?

Slide 3 - Slide

Opletten: lastige werkwoorden


In de tegenwoordige tijd noemen we een werkwoord met 

be-, ge-, ver-, ont-, her- of over-  een persoonsvorm.


In de voltooide tijd noemen we een werkwoord met

be-, ge-, ver-, ont-, her- of over-  dat geen persoonsvorm is 

een voltooid deelwoord.



Slide 4 - Slide

Persoonsvorm

Soms gebeurt dat.
Dat verandert niets.
Zij herstelt haar scooter.
Voltooid deelwoord

Het is gebeurd.
Het is niet veranderd.
Zij heeft haar scooter hersteld.
Is het een pv?  JA
Tt of vt?  TT
Regel? Stam +t
Is het een pv?  NEE
Regel? Maak langer, hoor je -t of -d? Schrijf zo kort mogelijk

Slide 5 - Slide

Sil heeft de tekst in het Frans vertaald met Google Translate.
________
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord

Slide 6 - Quiz

Steeds weer belooft Jorja ons een ijsje.
_____
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord

Slide 7 - Quiz

Door het plaatsen van zonnepanelen _____ het bedrijf op energiekosten.
A
bespaart
B
bespaard

Slide 8 - Quiz

Wat _____ een rond blauw verkeersbord met een witte bromfiets erop?
A
betekent
B
betekend

Slide 9 - Quiz

Je _____ de Nederlandse voetbalsupporters bij de Olympische spelen aan hun oranje outfit.
A
herkend
B
herkent

Slide 10 - Quiz

Voor dit tomatensoepgerecht moeten de tomaten eerst _____ worden.
A
ontveld
B
ontvelt

Slide 11 - Quiz

De gemeente heeft onze buren een vergunning _____ om drie berkenbomen te kappen.
A
verleend
B
verleent

Slide 12 - Quiz

Heb jij alles eerlijk aan de ouders _____ ?
A
verteld
B
vertelt

Slide 13 - Quiz

VOLTOOID DEELWOORD
als bijvoeglijk naamwoord

Een voltooid deelwoord kan ook als 
bijvoeglijk naamwoord worden gebruikt. 
Het zegt dan iets over een zelfstandig naamwoord.

- De opgeruimde kamer
- De opgepoetste zonnebril

Slide 14 - Slide

Voltooid deelwoord
Een voltooid deelwoord schrijf je altijd zo kort mogelijk, dus NOOIT met dubbel T of dubbel D!

- De opgeruimde kamer 
- De opgepoetste zonnebril

Slide 15 - Slide

slachten
De _______ koe.

Slide 16 - Open question

pakken
De _______ crimineel.

Slide 17 - Open question

Voor elke ____ euro krijg je een spaarzegel bij het tankstation.
A
besteedde
B
bestede

Slide 18 - Quiz

Het door brand _____ winkelcentrum wordt gesloopt.
A
verwoeste
B
verwoestte

Slide 19 - Quiz

Aan het werk
H4 Taalverzorging spelling over lastige werkwoorden opdr. 1,2,3
blz 110

Slide 20 - Slide