Grammar unit 4

1 / 39
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Verschil

De eerste vorm van deze bezittelijke vnwen wordt in een zin bijvoeglijk gebruikt.


Is this your pen?


'your' zegt iets over het zelfstandig nw 'pen'.

Slide 4 - Slide

Verschil

De tweede vorm van de bezittelijke vnwen wordt
zelfstandig gebruikt.

Is this your pen or is it mine?


Deze voornaamwoorden vervangen een eerder genoemd zelfstandig naamwoord.

Slide 5 - Slide

Welke zin klopt?
A
This is my Ipad.
B
This is mine Ipad

Slide 6 - Quiz

Someone gave Sally a book. That book of ... is very exciting.
A
her
B
hers

Slide 7 - Quiz

We took those pens. Those pens are ...

Slide 8 - Open question

When they were driving home, suddenly ....... car broke down

Slide 9 - Open question

I lost ___ pen in the library. Can I have one of ___?

Slide 10 - Open question

Present perfect: toepassingsvragen

Slide 11 - Slide


Past Simple vs Present Perfect

Slide 12 - Slide

past simple: bevestigen
- Gebruik:
   - verleden
> helemaal voorbij
   - je weet wanneer het gebeurde
   - het is afgesloten / afgerond

- Vorm:
    - regelmatige werkwoorden + ed
    - onregelmatige werkwoorden > 2e rijtje




Slide 13 - Slide

past simple: vragen en ontkennen

- Vorm:

    - Did + hele werkwoord
      

- Vorm:
    - didn't (did not) + hele werkwoord



Vragen:
Ontkennen:

Slide 14 - Slide

past simple: ezelsbruggetje
Waldy

When, Ago, Last ... , Days/Dates, Yesterday/Year

Slide 15 - Slide

present perfect: gebruik en vorm
- Gebruik:
   - verleden begonnen, nu nog bezig

   - verleden gebeurd, nu nog merkbaar
   - iets uit het verleden is nu nog belangrijk
- Vorm:
    - have / has (he-she-it) + voltooid deelwoord
       - regelmatige werkwoorden + ed
       - onregelmatige werkwoorden > 3e rijtje




Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

present perfect: ezelsbruggetje
FYNE JAS

For, Yet, Never, Ever
Just, Already (Always), Since

Slide 18 - Slide



past simple:
- voorbij
- je weet wanneer
- WALDY
- w.w. + ed
- 2e rijtje
- ? = did + w.w.
- - = didn't + w.w.


present perfect:
- nog bezig / merkbaar
- nu nog belangrijk
- FYNE JAS
- have/has + w.w. + ed
- have/has + 3e rijtje
- he/she/it = has
- I/you/we/they = have
past simple vs. present perfect

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Which sentence is in the Past Simple tense?
A
I have bought a dog
B
I bought a dog
C
I was buying a dog
D
I buyed a dog

Slide 21 - Quiz

Which sentence is in the Present Perfect tense?
A
I am playing football
B
I was playing football
C
I played football
D
I have played football

Slide 22 - Quiz

She (to buy) an umbrella yesterday.

Slide 23 - Open question

They (to be) home last night

Slide 24 - Open question

He (to play) videogames since he was a child.

Slide 25 - Open question

Extra oefenen met 
de Possessive pronouns?



Slide 26 - Slide

Slide 27 - Video

Slide 28 - Video

Goals:

- Past continuous vs Past Simple

Slide 29 - Slide

Past continuous
Je gebruikt de past continuous om aan te geven dat je ergens mee bezig was op een bepaald moment in het verleden. Je zegt dus dat je iets aan het doen was.

Slide 30 - Slide

Je maakt de past continuous door was of were voor het werkwoord te zetten en –ing er achter

I was sleeping
You were living
He/she/it was swimming
We were going
You were doing
They were having

Slide 31 - Slide

Past continuous + Past Simple

Als je ergens mee bezig was en dat wordt onderbroken  door iets anders gebruik je de past continuous voor dat waar je het langste of het eerste mee bezig was.

Voor dat wat er tussendoor komt gebruik je de past simple (ww + ed of tweede vorm)
Er staat vaak when in de zin

Slide 32 - Slide

Je was al tv aan het kijken op het 
 moment dat er werd gebeld.

Slide 33 - Slide

Past Continous en Past Simple




Past Continuous = al aan de gang ( lang)
Past Simple = iets gebeurde (kort)

Slide 34 - Slide

Als twee dingen tegelijkertijd plaatsvinden en ongeveer even lang duren gebruik je twee keer de past continuous.
Er staat dan meestal while in de zin.

Slide 35 - Slide

The lunchlady ........(to make)lunch when the geography teacher was killed
A
were makeing
B
was makeing
C
were making
D
was making

Slide 36 - Quiz

I (not read) a magazine
A
I wasn't reading
B
I weren't reading
C
wasn't I reading
D
weren't I reading

Slide 37 - Quiz

your father (repair) the car?
A
were your father repairing
B
your father was repairing
C
was your father repairing
D
your father were rpairing

Slide 38 - Quiz

Slide 39 - Link