Past Simple, class 2, medium

Past simple
1 / 50
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 2

This lesson contains 50 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Past simple

Slide 1 - Slide

Past Simple
Je gebruikt de Past Simple als iets gebeurd is in de verleden tijd en ook beëindigd is.

Wij noemen de Past Simple de Verleden Tijd.


Slide 2 - Slide

Past Simple - Signaalwoorden

In de zin staan vaak een wanneer het gebeurd is.

  • yesterday
  • last week
  • ten minutes ago
  • in 2007
  • this morning

Slide 3 - Slide

Zijn de zinnen Past simple of niet?
Let op signaalwoorden. 
Wel Past Simple
Niet Past Simple
I went to the hospital last week.
I have been living here for five years.
I lived here five years ago.
I have been to the hospital. 
Yesterday, I played games all day. 

Slide 4 - Drag question

 Regelmatige werkwoorden

Achter het werkwoord plaats je 'ed'

I walk -> I walked
it rains-> it rained
they listen-> they listened

Slide 5 - Slide


Wat is de Past Simple van work?
A
works
B
worked
C
working
D
work

Slide 6 - Quiz


Wat is de Past Simple van help?
A
helping
B
helpd
C
helps
D
helped

Slide 7 - Quiz


Wat is de Past Simple van recommend?
A
recommanding
B
recommend
C
recommended
D
recommends

Slide 8 - Quiz

 Spelling Past Simple
Als een werkwoord eindigt op -e, dan komt er in de past simple alleen een -d achter:
I live - I lived
you move - you moved

In de past simple wordt de laatste medeklinker verdubbeld als er één klinker voor staat:
I drop - I dropped
they plan - they planned

Slide 9 - Slide

 Spelling Past Simple
Als een werkwoord eindigt op -y, dan komt er in de past simple een -ied achter:
I carry- I carried
you study- you studied

In de past simple komt er een -ed achter als er een klinker voor staat:
I play - I played

Slide 10 - Slide


Wat is de Past Simple van stay?
A
staid
B
stayed
C
stayid
D
stayied

Slide 11 - Quiz


Wat is de Past Simple van believe?
A
believeed
B
believes
C
believe
D
believed

Slide 12 - Quiz


Wat is de Past Simple van stop?
A
stoped
B
stopied
C
stopped
D
stopd

Slide 13 - Quiz


Wat is de Past Simple van study?
A
studyd
B
studyied
C
studyed
D
studied

Slide 14 - Quiz


Wat is de Past Simple van determine?
A
determined
B
determineed
C
determind
D
determinied

Slide 15 - Quiz


Wat is de Past Simple van shop?
A
shopped
B
shoped
C
shopd
D
shoppd

Slide 16 - Quiz


Wat is de Past Simple van marry?
A
marryd
B
marryed
C
married
D
marryied

Slide 17 - Quiz

Past Simple - Onregelmatige werkwoorden

Sommige werkwoorden zijn onregelmatig en dat betekent dat ze geen '-ed' krijgen maar hun eigen vorm hebben.

to write  -> wrote    I wrote her a letter last week.
to go       -> went      He went to Italy last year.
to make -> made     They made a very nice meal two days ago.

Slide 18 - Slide

Past simple regelmatige werkwoorden

Past simple onregelmatige werkwoorden
Welke woorden zijn onregelmatig,     denk je? 
swim
walk
drive
cook
give
have

Slide 19 - Drag question

Past Simple - Onregelmatige ww

Er zijn geen regels voor de Onregelmatige ww, je moet ze uit je hoofd leren. Je pakt voor de Past Simple de 2e kolom.

see - saw - seen
come - came - come

Slide 20 - Slide


Wat is de Past Simple van go?
A
gone
B
went
C
goed
D
goes

Slide 21 - Quiz


Wat is de Past Simple van tell?
A
told
B
tolded
C
telled
D
tolt

Slide 22 - Quiz


Wat is de Past Simple van leave?
A
leaved
B
levt
C
leavt
D
left

Slide 23 - Quiz


Wat is de Past Simple van think
A
tought
B
taught
C
thought
D
thinked

Slide 24 - Quiz

Past Simple - Vraag
Vraagzinnen
Did + hele ww :
Did you walk to school yesterday?

Let op! 
Maar 1 woord staat in de verleden tijd!  Did is verleden tijd van do. 

Did you walked?  = fout

Slide 25 - Slide

Which question in the past simple is correct?
A
Did I tried to help her?
B
Tried I to help her?
C
Did I try to help her?

Slide 26 - Quiz

Which question in the past simple is correct?
A
Did you played tennis last year?
B
Did you play tennis last year?
C
Played you tennis last year?

Slide 27 - Quiz

Which question in the past simple is correct?
A
Did he talked to you?
B
Did he talk to you?
C
Talked he to you?

Slide 28 - Quiz

Which one is the correct question in past simple?
A
Walked you to school yesterday?
B
Did you walked to school yesterday?
C
Did you walk to school yesterday?

Slide 29 - Quiz

Past Simple - Vraag/Ontkenning
Ontkennende zinnen
Didn't + hele ww :
You didn't walk to school yesterday.

Let op!
Maar 1 woord staat in de verleden tijd! Did is verleden tijd van do.

You didn't walked? = fout

Slide 30 - Slide

Fill in the Past Simple (-).
Bob ..... his teacher
A
didn't liked
B
didn't like
C
did'nt liked
D
liked not

Slide 31 - Quiz

Fill in the Past Simple (-)
Bob ... the answer.
A
didn't know
B
didn't knew
C
didn't knowed
D
knew not

Slide 32 - Quiz

What is the correct form of the negative past simple of 'to buy'?
A
He bought not
B
He didn't buyed
C
He didn't bought
D
He didn't buy

Slide 33 - Quiz

What is the correct form of the negative past simple of 'to look'
A
He didn't looked
B
He did look
C
He didn't look
D
He looked not

Slide 34 - Quiz

Which is the correct negative in the past simple?
A
She doesn't do her homework.
B
She didn't do her homework.
C
She doesn't did her homework.
D
She didn't did her homework.

Slide 35 - Quiz

How do you make the past simple negative?
A
didn't + ww+ed
B
didn't + ww
C
don't + ww
D
doesn't + ww

Slide 36 - Quiz

Klopt! 
Klopt niet! 
Een regelmatige past simple eindigt altijd op -ed
Onregelmatige vormen moet je uit je hoofd leren
Je gebruikt de past simple voor dingen die altijd waar zijn. 
Je ontkent een past simple door didn't plus het hele werkwoord te gebruiken 
Je maakt vragen in de past simple met didn't plus hele werkwoord

Slide 37 - Drag question

My sister .......... (play) the guitar last year.

Slide 38 - Open question

......... Brandon ............ (drive) home last night?

Slide 39 - Open question

They ....... (not - go) home after school yesterday.

Slide 40 - Open question

Je gebruikt de Past Simple als...
A
iets gebeurd is in de toekomst
B
iets iedere dag gebeurt
C
iets gebeurd is in het verleden en afgerond is
D
iets nog niet gebeurd is

Slide 41 - Quiz

Kies 2 opdrachten om te maken op de volgende slides en geef op slide 48 aan hoe goed het ging. 
Easy: slide 43 & 44
Medium: slide 45
Difficult: slide 46 & 47

Slide 42 - Slide

Slide 43 - Link

Slide 44 - Link

Slide 45 - Link

Slide 46 - Link

Slide 47 - Link

How well did the two exercises that you did online go?
010

Slide 48 - Poll

Noem 2 dingen die je geleerd hebt deze les.

Slide 49 - Open question

I understand comparisons and can use it in a sentence.
😒🙁😐🙂😃

Slide 50 - Poll