M3 passé composé

M3 passé composé
But : vandaag overlopen we nog één keer de grammatica voor de toets van morgen stap voor stap. 
1 / 32
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

M3 passé composé
But : vandaag overlopen we nog één keer de grammatica voor de toets van morgen stap voor stap. 

Slide 1 - Slide

De passé composé
Présent = tegenwoordige tijd : ik fiets, hij loopt, wij leren
Passé composé = verleden tijd : ik heb gefietst, hij heeft gelopen, wij hebben geleerd.

Slide 2 - Slide

Uit welke 2 onderdelen bestaat een zin in de verleden tijd?

Slide 3 - Mind map

Welk hulpwerkwoord gebruikt men (meestal) in het Frans voor de verleden tijd?

Slide 4 - Open question

Om te bepalen hoe je het hulpwerkwoord moet vervoegen kijk je naar :
A
Het onderwerp
B
De persoonsvorm
C
Het lijdend voorwerp
D
Het voltooid deelwoord

Slide 5 - Quiz

Het onderwerp vervangen
Soms staat er in de tekst geen persoonlijk voornaamwoord maar een ander onderwerp bijv. <<Les élèves >>, <<Jean et Marie>>, <<mon prof>>, etc.
Deze moet je dan "vervangen" in je hoofd door het juiste persoonlijke voornaamwoord
Je hoeft dit in de zin niet te veranderen. Je schrijft het ook niet dubbel op.

Slide 6 - Slide

Voorbeeld
Marie et Amir sont à Paris (Marie et Amir zijn in Parijs)
"Marie et Amir" zou je kunnen vervangen door : zij (zij zijn in Parijs.)
Zij (ml.mv) --> ont été
Marie et Amir ont été  à Paris
Je schrijft niet : Marie et Amir ils ont été (Marie et Amir zij zijn geweest)

Slide 7 - Slide

Les élèves mangent les croissants
"Les élèves" kun je vervangen door :
A
vous
B
nous
C
ils
D
elles

Slide 8 - Quiz

Jean et Marie habitent à Paris
"Jean et Marie" kun je vervangen door :
A
vous
B
nous
C
ils
D
elles

Slide 9 - Quiz

"Marie et Élise" kun je vervangen door :
A
vous
B
nous
C
ils
D
elles

Slide 10 - Quiz

"Mes amis et moi" kun je vervangen door
A
vous
B
nous
C
ils
D
elles

Slide 11 - Quiz

"Élise" kun je vervangen door
A
il
B
elle
C
tu
D
je

Slide 12 - Quiz

Het hulpwerkwoord
Zodra je weet welk onderwerp/persoonlijk voornaamwoord centraal staat in de zin, kun je de juiste vorm van Avoir kiezen.

Slide 13 - Slide

J'
Tu
Il / elle / on
Nous
Vous
Ils / elles
ont

avez
avons
ai
as
a

Slide 14 - Drag question

Het voltooid deelwoord
Er zijn drie soorten werkwoorden :
- er
- ir
- re

Slide 15 - Slide

De werkwoorden op -er
De regel : hele werkwoord - er + é
Manger --> mang --> mangé
Habiter --> habit --> habité
aimer --> aim --> aimé

Slide 16 - Slide

De werkwoorden op -ir
De regel : hele werkwoord - ir + i
Finir --> fin --> fini
choisir --> chois --> choisi
Réflechir --> réflech --> réflechi

Slide 17 - Slide

De werkwoorden op -re
De regel : Hele werkwoord - re + u
perdre --> perd --> perdu
attendre --> attend --> attendu
Entendre --> entend --> entendu


Slide 18 - Slide

Wat is het voltooid deelwoord van :
voyager

Slide 19 - Open question

Wat is het voltooid deelwoord van finir

Slide 20 - Open question

Wat is het voltooid deelwoord van
"attendre"

Slide 21 - Open question

Wat is het voltooid deelwoord van
"chanter"

Slide 22 - Open question

Zet in de passé composé
Anna perd la route.
Let op hoofdletters en punten

Slide 23 - Open question

Zet in de passé composé
Anna et Elise choisissent un camping.

Slide 24 - Open question

Zet in de passé composé
J'attends deux heures!

Slide 25 - Open question

Onregelmatige vormen
être --> été
avoir --> eu
prendre --> pris
Faire --> fait

Slide 26 - Slide

Zet in de passé composé
Je fais le contrôle.

Slide 27 - Open question

Il est à Paris.

Slide 28 - Open question

Elle a une voiture.

Slide 29 - Open question

Zet in de passé composé
Nous prenons (prendre) beaucoup de photos.

Slide 30 - Open question

Courage!
Heel veel succes morgen met de toets
Leren bron A + B
De passé composé met avoir + onregelmatige vormen être + faire + avoir + prendre

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide