V2 Tenses

1 / 17
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Past simple & Present perfect
Deze twee komen vaak samen in één opdracht voor, dus je moet goed weten wanneer je welke van de twee moet gebruiken. 
Trap niet in de valkuil van het Nederlands, want in het Engels gelden er heel andere regels wanneer je welke tijd moet gebruiken!

Slide 2 - Slide

Wat is de past simple van 'go'?

Slide 3 - Open question

Wat is de past simple van 'jump'?

Slide 4 - Open question

Wat is de present perfect van 'go'?

Slide 5 - Open question

past simple & present perfect
past simple
handeling uit het verleden die nu is afgesloten
--> I played football until I was 15. 

present perfect
- handeling in verleden begonnen die nu nog bezig is, OF:
- handeling uit verleden waarvan resultaat nog merkbaar is --> link tussen heden en verleden
--> I have lived here since I was a child.   /  Look, she has broken her leg!

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Welke tense moet je gebruiken?
I ________ (want) a kitten since I was 10.
A
past simple
B
present perfect

Slide 8 - Quiz

Welke tense moet je gebruiken?
They ________ (gain) a lot of weight when they lived in Spain.
A
past simple
B
present perfect

Slide 9 - Quiz

Welke tense moet je gebruiken?
We _______ (be) the best team at the championship of 2019.
A
past simple
B
present perfect

Slide 10 - Quiz

Welke tense moet je gebruiken?
She ______ (never, see) my brother, so she doesn't know what he looks like.
A
past simple
B
present perfect

Slide 11 - Quiz

Vul de juiste tense in:
We _____ (be) friends since primary school.

Slide 12 - Open question

Vul de juiste tense in:
Oh no, what _____ (he, do)??!

Slide 13 - Open question

Vul de juiste tense in:
I _____ (lose) my car key at the party last Friday.

Slide 14 - Open question

Vul de juiste tense in:
So far, we ______ (not, see) anyone we know.

Slide 15 - Open question

Vul de juiste tense in:
They ____ (not, know) what to do when the alarm went off.

Slide 16 - Open question

En nu: thuis oefenen!
Het beste kun je eerst oefenen met 2 verschillende tijden, in verschillende combinaties:

Daarna moet je oefenen met meer/alle tijden door elkaar:

Slide 17 - Slide