Herhaling leesvaardigheid H1, H2, H3

Leesvaardigheidsquizzz (H1, H2, H3)
1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Leesvaardigheidsquizzz (H1, H2, H3)

Slide 1 - Slide

Welke leesstrategieën heb je geleerd?

Slide 2 - Open question

Ik wil graag weten of er noten in een product zitten. Dus ga ik de ingrediëntenlijst...
A
globaal lezen
B
intensief lezen
C
zoekend lezen
D
kritisch lezen

Slide 3 - Quiz

Ik wil graag weten waar de tekst over gaat voordat ik hem helemaal ga lezen, dus lees ik de tekst...
A
globaal
B
intensief
C
zoekend
D
kritisch

Slide 4 - Quiz

Wat doe je als je oriënterend leest? (meerdere antwoorden)
A
naar plaatjes kijken
B
de hele tekst lezen
C
de inleiding lezen
D
naar titel en tussenkopjes kijken

Slide 5 - Quiz

Oriënterend lezen
Globaal lezen
Doel: Onderwerp bepalen
Doel: Vinden hoofdzaken
Stap 1: Tekst bekijken


Stap 2: Lees de eerste alinea
Stap 2: Lees de eerste en laatste zin van alle alinea's
Stap 1: Lees de eerste en laatste alinea

Slide 6 - Drag question

Lees de tekst
Abstracte kunst van kleuter of kunstenaar
[1]
Een van deze schilderijen is gemaakt door een jongetje van vier. Het andere is gemaakt door een bekende kunstenaar. Welk schilderij is volgens jou door een kleuter gemaakt? En welke van de twee schilderijen vind jij mooier?

[2]
Beide schilderijen noemt men ‘abstract’. Daarop is geen plaatje van iets of iemand te zien, maar alleen vorm en kleur. Bijna zoals een kind tekent. Er zijn schilders die zulke schilderijen heel goed konden maken, zoals de Nederlandse kunstenaar Karel Appel. Die schilderijen kosten nu meer dan honderdduizend euro per stuk.

Slide 7 - Slide

Welk tussenkopje past bij alinea 2?
A
Karel Appel
B
Honderdduizend euro
C
schilderijen
D
abstract

Slide 8 - Quiz

Lees onderstaande leessituaties. Welke leesstrategie pas je toe?
Situatie 1: 
Om 07.00 uur valt de krant door de brievenbus. Voordat je naar school gaat, wil je snel weten wat het belangrijkste nieuws is. 
Situatie 2: 
Voor biologie moet je een werkstuk maken over klimaatverandering. Je hebt op een internet een tekst gevonden over het klimaat. Je wilt weten of je de tekst kunt gebruiken.
Situatie 4:
Je wilt een pretpark bezoeken en bent benieuwd naar de prijzen. Je bezoek de website van het pretpark.
Orienterend lezen
Globaal lezen
Zoekend lezen

Slide 9 - Drag question

Op welke woorden moet je letten als je een voorbeeld zoekt?
A
want, omdat
B
zoals, bijvoorbeeld
C
namelijk, want
D
ook, en

Slide 10 - Quiz

Meestal wordt er in één alinea, meerdere deelonderwerpen besproken.
A
waar
B
niet waar

Slide 11 - Quiz