3 Havo Dienstag, den 08 Oktober 2024 K1 Umgebung

1 / 21
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 21 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Dienstag, den 08. Oktober 2024
  • Willkommen.
  • Nachsehen Aufgaben Woche 40
  • Lernziele
  • Lernliste
  • Grammatik haben und sein Präteritum Rückblick
  • Kapitel 1: Hören und lesen
  • Grammatik das Verb werden
  • Hausaufgaben Woche 41
  • Zum Schluss.

Slide 2 - Slide

Nachsehen Aufgaben Woche 40
Aufgabe 14 Seite 25
Aufgaben 18 + 19 Seiten 28-29
Arbeitblatt haben en sein Präsens

Slide 3 - Slide

Lernziele/Leerdoelen:
  • Du kannst ein Radio-Interview über ein bestimmtes Hobby verstehen 
  • Du kannst einen kurzen Bericht über einen Ausflug verstehen.
  • Du kannst die Verben haben und sein im Präsens und Präteritum anwenden
  • Du kannst das Verb werden im Präsens anwenden.

Slide 4 - Slide

Lernliste     Seite 49
A Sehen 
C Hören

Abfragen Seite 48


timer
1:00

Slide 5 - Slide

Grammatik Präteritum
Rückblick letzte Woche:
  • Die Verben haben und sein im Präteritum.
  • Stam? Uitgang? Waar wel/niet/anders?

Slide 6 - Slide

Kapitel 1: Umgebung
Aufgabe 10: Auf Gewitterjagd
  • Was is wichtig vor dem Hören? Tipps!
  • Zusammen machen
  • Besprechen Aufgabe 19

Aufgabe 12: In den Tiefen der Schwäbischen Alb
  • Lesetipps
  • Zusammen machen
  • Besprechen.

Aufgabe 13: Wörter verbinden => 
Selbständig machen.


timer
1:00

Slide 7 - Slide

Grammatik das Verb werden
Besprechen: das Verb werden.
  • Wat valt je op? 
  • Stam? Uitgang?
  • Waar lijkt het op?
  • Betekenis werkwoord werden

Aufgabe 20: Verbformen
  • Selbständig machen
  • Fertig: Lernen Lernliste Seite 48
  • Besprechen Aufgabe 20

Slide 8 - Slide

Hausaufgaben Woche 41
L Lernliste Seite 48
L A Sehen + C Hören Seite 49
L Grammatik Seite 50
M Aufgabe 11 Seite 21
M Aufgaben 22 + 23 Seiten 30-31

StudyGo / Slim Stampen online SOM

Slide 9 - Slide

Zum Schluss:
  • Was haben wir diese Stunde besprochen?

Slide 10 - Slide

Sprechen   Seite 32
Aufgabe 24: Wörter buchstabieren
  • arbeitet zu zweit
  • Nachschlagteil am Ende des Buches => Ausspracheregeln!!

Aufgabe 25: Wortgruppen aussprechen
  • arbeitet zu zweit

Aufgabe 26: Reim-Sprüche aussprechen
  • arbeitet zu zweit

Slide 11 - Slide

Sprachmittel Seiten 32-33
Aufgabe 27: Sprachmittel vorbereiten.
  • Hören
  • Bevor dem Hören, was sollen wir machen?

Aufgabe 28: Sprachmittel
  • Was fällt auf?
  • Was bedeuten fettgedruckten Wörter?
  • Kennst du alle Wörter? => benutze einen Wörterbuch

Slide 12 - Slide

Jede Stunde dabei!
Arbeitsbuch         Heft                 ein gefülltes Etui     Laptop + Ladekabel
                                                                                                      + Ohrhörer/Kopfhörer

Slide 13 - Slide

Arbeitsbuch und weiter:
  • Wo findet man etwas im Arbeitsbuch?
  • Was behandeln wir dieses Jahr?
  •  Tests, Lese- und Hörtests
  • Wo findet man Informationen?

Slide 14 - Slide

Was soll ich machen? Ich weiß nicht was das bedeutet?
Notiere in deinem Heft!! (Noteer in je schrift!!)
  • Seite 145 Arbeitsbuch A
  • www.uitmuntend.de -> lidwoorden, meerdere betekenissen, voorbeeldzinnen enzovoort
  • www.interglot.nl
  • www.mijnwoordenboek.nl
  • vragen in de les, opletten tijdens uitleg, noteren in je schrift

Slide 15 - Slide

Modalverben Präsens
De Duitse Modalverben verschillen in twee belangrijke opzichten van de gebruikelijke vervoeging van Duitse werkwoorden:
  1. de enkelvoudige personen (ich, du, er, sie, es) hebben een klinkerwisseling ten opzichte van het meervoud. Bv. 'ich kann' en 'wir können'.
  2. de 1ste (ich) en 3de persoon enkelvoud (er, sie, es) hebben géén uitgang. Bv. 'ich darf' én 'er darf' (dus niet 'darft!').
  3. bij sollen géén klinkerwisseling enkelvourd.
  4. extra bij wissen => enkelvoud ß in plaats van ss

Slide 16 - Slide

Modalverben
können    =kunnen
dürfen      =mogen/toestemming hebben
müssen    =moeten, het kan niet anders
wollen       =willen
wissen      =weten
mögen      =lusten, leuk vinden, aardig vinden
sollen         =moeten, wil van ander, vragen naar keuze ander

möchten= (zou)graag willen, willen=>wens

Slide 17 - Slide

Modalverben klinkerwisseling enkelvoud!!!
                            stam enkelvoud door klinkerwisseling!!!!!!
können    =      kann
dürfen      =     darf
müssen    =    muss
wollen       =    will
wissen      =    weiß
mögen      =    mag
sollen         =   soll


Slide 18 - Slide

Modalverben 
  • Wat zijn de verschillen tussen het vervoegen van Modalverben en zwakke werkwoorden?
  • Welke aandachtspunten zijn er nog te vertellen m.b.t. Modalverben.
  • Wat betekenen de Modalverben?
  • Wat kun je vertellen over het werkwoord möchten?

Slide 19 - Slide

Möchten
Stam eindigt op een t!!
Ezelsbruggetje: eindigt de stam op een d/t begint de uitgang altijd met een e. Deze regel geldt ook voor möchten, maar.....

Uitzondering op uitgang:
bij er/sie/es/man → niet et    → e    als uitgang
er/sie/es/man möcht                   er/sie/es/man antwortet

Slide 20 - Slide

Grammatik üben

Slide 21 - Slide