Werkwoordspelling les 2: Persoonsvorm tegenwoordige tijd

Nederlands

Werkwoordspelling
Les 2: Persoonsvorm tegenwoordige tijd

HAVO 1 P1 2019-2020
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Nederlands

Werkwoordspelling
Les 2: Persoonsvorm tegenwoordige tijd

HAVO 1 P1 2019-2020

Slide 1 - Slide

Terugblik

Vorige les heb je geleerd ...:

... hoe de spellingcontrole werkt.
... wat de spellingcontrole wel/niet uit teksten haalt. 


Slide 2 - Slide

Vooruitblik
Aan het einde van deze les ...:

... weet je hoe de persoonsvorm in een zin kunt vinden.
... weet je hoe je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd op de juiste manier kunt vervoegen. 

Slide 3 - Slide

timer
1:00
Wat weet je nog over werkwoordspelling op de basisschool?

Slide 4 - Mind map

Hoe vind je de persoonsvorm in een zin? Er zijn meerdere antwoorden mogelijk.

Slide 5 - Open question

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Op de volgende slides volgt een aantal meerkeuzevragen. 

Slide 13 - Slide

Aan de slag met de PVTT!
Op de volgende slides volgt een aantal meerkeuzevragen over de persoonsvorm tegenwoordige tijd

  • Kies steeds de juiste letter.
  • Controleer je antwoord.
  • Begrijp je waarom je antwoord goed/fout is?
  • Zo nee: vraag de docent om hulp.

Slide 14 - Slide

PVTT
Hoe lang .... hij het ... (uithouden)?
timer
0:10
A
houd...uit
B
hout...uit
C
houdt...uit

Slide 15 - Quiz

PVTT
Zij beoordeel.... de gebeurtenis
niet erg objectief.
timer
0:10
A
beoordeeld
B
beoordeelt
C
beoordeeldt

Slide 16 - Quiz

PVTT
Wor... je nog opgenomen in
de selectie van het eerste elftal?
timer
0:10
A
Word
B
Wort
C
Wordt

Slide 17 - Quiz

PVTT
Beantwoor.... hij de post altijd
zo laat?
timer
0:10
A
Beantwoord
B
Beantwoordt
C
Beantwoort

Slide 18 - Quiz

PVTT
Het gebeur... de laatste tijd
steeds meer.
timer
0:10
A
gebeurd
B
gebeurt
C
gebeurdt

Slide 19 - Quiz

PVTT
Bran.... je handen niet aan die
hete pan!
timer
0:10
A
brand
B
brant
C
brandt

Slide 20 - Quiz

PVTT
Vin... je leraar het goed dat je
met je iPhone speelt tijdens de les?
timer
0:10
A
Vind
B
Vint
C
Vindt

Slide 21 - Quiz

PVTT
Hij geloof... niet dat dat mogelijk
is met dat toestel.
timer
0:10
A
geloofd
B
gelooft
C
geloofdt

Slide 22 - Quiz

PVTT
Als je hem ondervraag..., moet je
hem recht aankijken.
timer
0:10
A
ondervraagd
B
ondervraagt
C
ondervraagdt

Slide 23 - Quiz

PVTT
Weet je wel wat het beteken.... als
je werkwoordspelling echt beheerst!
timer
0:10
A
betekend
B
betekent
C
betekende
D
betekente

Slide 24 - Quiz