What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Relative Pronouns
Relative pronouns
Grammar
1 / 30
next
Slide 1:
Slide
Engels
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
This lesson contains
30 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Relative pronouns
Grammar
Slide 1 - Slide
Leerdoelen
1. Ik weet wat een relative pronoun (wederkerend voornaamwoord) is
2. Ik kan de relative pronouns toepassen in een Engelse zin om extra informatie over een zelfstandig naamwoord te geven.
Slide 2 - Slide
Vul de zin aan met het juiste woord:
My father, ___ works at a bank, is not very old.
Slide 3 - Open question
Vul de zin aan met het juiste woord:
The Tower Bridge, ___ was finished in 1894, is visited by millions of people each week.
Slide 4 - Open question
Vul de zin aan met het juiste woord:
Ben, ___ sneakers are often white, is a very nice boy.
Slide 5 - Open question
Vul de zin aan met het juiste woord:
My parent's car, ___ was stolen yesterday, has not been found yet.
Slide 6 - Open question
Vul de zin aan met het juiste woord:
My sister, ___ room is being painted at the moment, is not at home.
Slide 7 - Open question
Vul de zin aan met het juiste woord:
The shop ___ my parents bought their colourful car has burned down.
Slide 8 - Open question
Vul de zin aan met het juiste woord:
The man to ___ the police were talking lives in a very nasty room.
Slide 9 - Open question
Vertaal het stuk tussen haakjes:
My uncle, ___ is 35 years old, has worked as a butcher for 20 years now.
Slide 10 - Open question
Snap je dit onderdeel?
Ga verder met je weektaak (zie de werkwijzer op It's Learning)
Slide 11 - Slide
Relative pronouns
Is een manier in het Engels om extra informatie te geven over personen of dingen:
He is the teacher who really likes his students.
My laptop, which broke down yesterday, was only a year old.
She is the girl whose parents died in that car accident.
Slide 12 - Slide
Kijk naar de volgende voorbeelden
Who
of
that
Mike is a man
who
/
that
really likes working from home.
Susan knows someone
wh
o / t
hat
is a millionaire.
My mother is a person
w
ho / t
hat
has never been to another country.
Alleen who
Mike,
who
hates people, likes working from home.
Susan,
who
is poor, knows a millionaire.
My mother,
who
has never been to another country, hates travelling.
Wat zou een regel kunnen zijn?
Slide 13 - Slide
Regels
Who
Gebruiken we bij personen (en soms ook huisdieren).
Who mag vervangen worden voor that als de extra informatie
niet
tussen komma's staat.
Slide 14 - Slide
Kijk naar de volgende voorbeelden
Which
of
that
That is a jump
which
/
that
I never dared to do.
A laptop
which / that
is very old often has problems.
The dog
which / that
they found in the streets was very sweet.
Alleen which
That jump,
which
I never dared to do, is very scary.
My laptop,
which
is very old, often has problems.
The dog,
which
they found in the streets, was very sweet.
Wat zou een regel kunnen zijn?
Slide 15 - Slide
Regels
Who
Gebruiken we bij personen (en soms ook huisdieren).
Who mag vervangen worden voor that als de extra informatie
niet
tussen komma's staat.
Which
Gebruiken we bij dingen en dieren.
Which mag vervangen worden voor that als de extra informatie
niet
tussen komma's staat.
Slide 16 - Slide
Kijk naar de volgende voorbeelden
Whom
The man
to whom
I was talking, was very nice.
He pointed to the boys, one
of whom
was laughing.
I fell in love with the girl
with whom
I shared a sandwich.
Whose
John works with that other chap
whose
name I can't remember.
Shirley has a daughter
whose
ambition is to be a photographer.
This is the girl
whose
hamster can do tricks.
Wat zou een regel kunnen zijn?
Slide 17 - Slide
Regels
Who
Gebruiken we bij personen (en soms ook huisdieren).
Who mag vervangen worden voor that als de extra informatie
niet
tussen komma's staat.
Which
Gebruiken we bij dingen en dieren.
Which mag vervangen worden voor that als de extra informatie
niet
tussen komma's staat.
Whom
Gebruiken we bij personen als er een voorzetsel (
to, for, with, etc.
) voor staat.
Whose
Gebruiken we om bezit aan te geven.
Slide 18 - Slide
Kijk naar de volgende voorbeelden
Where
I know a place
where
they serve great food.
Did you go to the place
where
they protested against Trump?
The city
where
you live is beautiful.
When
I want to stop working
when
I am 60 years old.
I don't think anyone remembers the day
when
they were born.
Sunday might be the day
when
they will release the prisoners.
Wat zou een regel kunnen zijn?
Slide 19 - Slide
Regels
Who
Gebruiken we bij personen (en soms ook huisdieren).
Who mag vervangen worden voor that als de extra informatie
niet
tussen komma's staat.
Which
Gebruiken we bij dingen en dieren.
Which mag vervangen worden voor that als de extra informatie
niet
tussen komma's staat.
Whom
Gebruiken we bij personen als er een voorzetsel (
to, for, with, etc.
) voor staat.
Whose
Gebruiken we om bezit aan te geven.
Where
Gebruiken we bij plaatsen.
When
Gebruiken we bij tijd.
Slide 20 - Slide
Ik snap de verschillende relative pronouns en hoe ik ze moet gebruiken.
Ja
Nog niet helemaal, maar heb geen hulp nodig.
Nog niet helemaal en wil graag hulp.
Ik snap er helemaal niets van.
Slide 21 - Poll
Vul de zin aan met het juiste woord:
Sonja, ___ brother is the same age as she is, is adopted.
Slide 22 - Open question
Vul de zin aan met het juiste woord:
The street ___ I live, is always very busy.
Slide 23 - Open question
Vul de zin aan met het juiste woord:
The house ___ we live in used to be my grandparents'.
Slide 24 - Open question
Vul de zin aan met het juiste woord:
My computer, ___ is very expensive, is perfect for gaming.
Slide 25 - Open question
Vul de zin aan met het juiste woord:
I read a newsarticle about a man ___ jumped from a building, but still survived.
Slide 26 - Open question
Vul de zin aan met het juiste woord:
Protagoros, to ___ we owe an unknown theory, lived in Greece.
Slide 27 - Open question
Vul de zin aan met het juiste woord:
Jane, ___ was born a week ago, is a happy young girl.
Slide 28 - Open question
Vertaal het stuk tussen haakjes:
Yesterday, ___ the major was in our town, the weather was very nice.
Slide 29 - Open question
Ik kan relative pronouns in een Engelse zin toepassen.
Ja
Nog niet helemaal, maar heb geen hulp nodig.
Nog niet helemaal en wil graag hulp.
Ik snap er helemaal niets van.
Slide 30 - Poll
More lessons like this
les 7(thema: England: the North West) WRITING
September 2024
- Lesson with
21 slides
Engels
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Week 9 - Les 2
November 2022
- Lesson with
18 slides
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Relative Clauses
December 2021
- Lesson with
35 slides
Engels
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
§2.5 Relative Pronouns
July 2023
- Lesson with
32 slides
Engels
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Week 8 - Les 1
October 2022
- Lesson with
34 slides
Engels
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
Relative pronouns
November 2023
- Lesson with
30 slides
Engels
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Week 2 - Les 1
November 2022
- Lesson with
32 slides
Engels
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
§1.5 relative pronouns
July 2024
- Lesson with
27 slides
Engels
Middelbare school
havo
Leerjaar 3