HV1 - herhaling taalverzorging periode 1

HV1
Taalverzorging periode 1
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

HV1
Taalverzorging periode 1

Slide 1 - Slide

Algemene spelling

Slide 2 - Slide


Welke meervoudsvorm is ONJUIST?
A
horloge's
B
cafés
C
vakanties
D
portemonnees

Slide 3 - Quiz

Noteer het meervoud van pony, bangerik, woonerf en kras.

Slide 4 - Open question


Welke meervoudsvorm is ONJUIST?
A
bacteriën
B
kolonieën
C
orchideeën
D
melodieën

Slide 5 - Quiz

Welk bijvoeglijk naamwoord is JUIST gespeld?
A
de bevrijdde gevangene
B
het gewite muurtje
C
de kapotten fietsen
D
het gebroken raam

Slide 6 - Quiz

Stoffelijk bijvoegelijk naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
aluminium
brutale
geniale
bronzen
katoenen
rode
gebakken
juten

Slide 7 - Drag question

Welk rijtje van de stellende, vergrotende en overtreffende trap is onjuist?
A
goed - beter - best
B
lief - liever - liefst
C
gevreesd - gevreesder - gevreesdst
D
logisch - logischer - meest logisch

Slide 8 - Quiz

Noteer de vergrotende en overtreffende trap van 'avontuurlijk'

Slide 9 - Open question

Neem de zin over en noteer hoofdletters en leestekens op de juiste plaats:
de oom van indy heeft mevrouw van den berg bloemen gegeven omdat ze gevallen was voor de ingang van de gamma

Slide 10 - Open question

Neem de zin over en noteer hoofdletters en leestekens op de juiste plaats:
heeft het afgelopen week regelmatig gesneeuwd in de plaats roosendaal in noord brabant

Slide 11 - Open question

Werkwoordspelling HV1

Slide 12 - Slide

Toelichting
  • Stel altijd als eerst de vraag: is het de PV JA of NEE?
  • Zo ja: is het tt of vt?
  • Bij tt: bepaal m.b.v. het onderwerp of je de ik-vorm, de ik-vorm+t of de wij-vorm moet noteren
  • Bij vt: gebruik bij zwakke werkwoorden 't ex-kofschip
  • Is het geen pv, noteer dan het voltooid deelwoord of het onvoltooid deelwoord
  • Sommige werkwoorden zijn onregelmatige werkwoorden of komen uit het Engels

Slide 13 - Slide

Mijn broer (aanvaarden) zijn diploma met een grote lach op zijn gezicht.
A
aanvaard
B
aanvaart
C
aanvaardt
D
vaart aan

Slide 14 - Quiz

De dief werd door een agent (achtervolgen).

A
achtervolgd
B
achtervolgt
C
achtervolgdt
D
achtergevolgd

Slide 15 - Quiz

Noteer de werkwoorden
(Worden) je vader binnenkort door je stiefmoeder (verrassen)?

Slide 16 - Open question

Ik geloof niets van wat je me daar (vertellen).

A
verteld
B
vertelt
C
verteldt
D
vertel

Slide 17 - Quiz

Sterk werkwoord
Zwak werkwoord
Onregelmatig werkwoord
fluiten
bedoelen
lijken
antwoorden
denken
slapen
koken
mixen
mogen
hebben

Slide 18 - Drag question

Aan de horizon (onderscheiden vt) de schippers duidelijk twee vuurtorens.

A
onderscheidde
B
onderscheide
C
onderscheidden
D
onderscheiden

Slide 19 - Quiz

Engelse werkwoorden juist gespeld
Engelse werkwoorden onjuist gespeld
geüpload
hij fixte
hij stresste
wij dateten
Lia downloadde
zij switchtten
ik smashde
opa grillde

Slide 20 - Drag question

Noteer de werkwoorden.
(Worden) je ook zo vaak (storen) tijdens het gamen? (tt)

Slide 21 - Open question

De leerlingen (beantwoorden) de vragen allemaal goed en (racen) na de les meteen naar huis! - vt

A
beantwoordden raceten
B
beantwoorden raceten
C
beantwoordde racete
D
beantwoordde racetete

Slide 22 - Quiz

Waar moet je mee gaan oefenen?
Kies uit meervouden, bijvoeglijke naamwoorden, hoofdletters, leestekens, werkwoordspelling.

Slide 23 - Open question