De aarde draait om de zon.
Door het licht en de warmte van de zon is er leven op aarde.
De evenaar verdeelt de aarde denkbeeldig in het noordelijk halfrond, met veel land, en het
zuidelijk halfrond, met veel zee. De aarde heeft twee polen: de Noordpool bovenaan en de
Zuidpool onderaan.
De aarde staat schuin en draait om de aardas. Door de schuine stand hebben we seizoenen.
In onze zomer staat het noordelijk halfrond dichter bij de zon dan het zuidelijk halfrond. Dus is
het dan op het noordelijk halfrond warmer dan op het zuidelijk halfrond, waar het dan winter is.
Bij de evenaar schijnen de zonnestralen recht op de aarde. Daar is het warm. Bij de polen schijnen
de zonnestralen schuin op de aarde. Daardoor moeten de stralen een groter oppervlak verwarmen. Het is bij de polen minder warm. Er heerst een ander klimaat.