This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Oefenen H11 Energie
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Wat is volgens de natuurkunde Energie?
A
Een hardrock band uit IJsland
B
Het vermogen om arbeid te verrichten of te leveren.
C
Dat spul uit een batterij.
D
Een mierzoet drankje
Slide 3 - Quiz
Welke energie-omzetting heb je in een energie-centrale?
A
chemische energie --> elektrische energie
B
wind-energie --> chemische energie
C
lektrische energie -->
elektrische energie
D
geen energie-omzetting
Slide 4 - Quiz
Sleep de energiesoorten naar de juise plaats in het schema van de zonnepanelen.
Warmte
Stralingsenergie
Elektrische energie
Zwaarte-energie
Chemische energie
Beweging
Slide 5 - Drag question
Wat is het gemiddelde rendement van een zonnepaneel?
A
16 W
B
16%
C
300 W
D
60%
Slide 6 - Quiz
Behalve elektrische energie komt er nog een vorm van energie vrij bij een energiecentrale. Welke vorm van energie is dit?
A
Hitte
B
Warmte
C
Chemische energie
Slide 7 - Quiz
Hoe noemen we het effect waardoor de aarde op een negatieve manier verder opwarmt?
Slide 8 - Open question
Hoe wordt een windmolen ook wel genoemd?
A
molen
B
groene molen
C
windturbine
D
windgenerator
Slide 9 - Quiz
Hoe noemen we vervuiling door middel van warmte? Bijvoorbeeld als een energiecentrale warm water loost in een rivier in de buurt.
Slide 10 - Open question
Met welke formule kun je het rendement berekenen als je de energie in joule weet?
A
n = Eaf : Eop op x 100%
B
n = Waf : Wop x 100%
C
n = Paf : Pop x 100%
D
n = Eaf : Eop op
Slide 11 - Quiz
Welke soort energie zet een windmolen om in elektrische energie?
A
stroom
B
warmte
C
chemische energie
D
bewegingsenergie
Slide 12 - Quiz
Een zonnepaneel levert(geeft af) een elektrisch vermogen van 292 W. Er valt stralingsenergie met een vermogen van 1600 W op het paneel. Bereken het rendement van dit zonnepaneel.
A
5,5 %
B
548 W
C
18 %
D
548 %
Slide 13 - Quiz
Wat is de juiste formule voor potentiële energie?
A
E = 0,5 x m x v^2
B
E = m x g x h
C
E = P x t
D
Fz = m x g
Slide 14 - Quiz
Wat is de juiste formule voor de kinetische energie?
A
W = F x s
B
E = m x g x h
C
E = 0.5 x m x v^2
D
Fz = m x g
Slide 15 - Quiz
Waar staat de g voor in Ez = m x g xh?
A
snelheid
B
valversnelling
C
oppervlakte
D
??
Slide 16 - Quiz
Hoe groot is g op aarde?
A
10 m/s^2
B
100 m/s^2
C
1,6 m/s^2
Slide 17 - Quiz
Hoe groot is g op de maan?
A
10 m/s^2
B
100 m/s^2
C
1,6 m/s^2
Slide 18 - Quiz
Een scooter heeft een snelheid van 3 m/s. De scooter met berijder heeft een massa van 125 kg.
Hoe groot is de kinetische energie?
A
3678,8 J
B
1125 J
C
187,5 J
D
562,5 J
Slide 19 - Quiz
v = 30 m/s m = 250 kg Ek = ?
A
112500 J
B
3750 J
C
8680,6 J
D
11500 J
Slide 20 - Quiz
Vul in: Bij gebruik van een boormachine wordt elektrische energie omgezet. Welke energiesoort is de nuttige energie van een boormachine? En welke soort energie wordt gezien als energieverlies bij een boormachine? De nuttige energie is ....(1)...... Het energieverlies is .......(2)...... Noteer je antwoord als 1: ............ , 2: ..............
Slide 21 - Open question
Bij een waterkrachtcentrale valt het water 80 meter naar beneden. Elke seconde valt er 6000 L water naar beneden. Bereken hoeveel zwaarte energie de centrale per seconde verbruikt.
Slide 22 - Open question
Waarom staan er in Nederland geen waterkrachtcentrales?
Slide 23 - Open question
Een stofzuiger met een vermogen van 1200 W staat 30 minuten aan. Hierbij kost 1 kWh €0,23 Bereken de energiekosten. (Energiekosten = energiegebruik X kWh-prijs)
Slide 24 - Open question
Je glijdt van een 20m hoge heuvel af en de totale massa is 72kg. Bereken de zwaarte-energie boven op de heuvel. m = 72kg h = 20m
Slide 25 - Open question
Hoe kun je Ek en Ez aan elkaar gelijk stellen?
A
Ez hoogste punt = Ek laagste punt
B
Ek hoogste punt = Ez laagste punt
C
Ez laag is dubbel Ek hoog
Slide 26 - Quiz
Lieke schopt een bal recht omhoog. De bal komt 18 meter hoog. Bereken de snelheid van de bal op het moment van trappen.