Les 13 "Herhaling Grammatica PTO3"

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Programma

Herhaling grammatica:

Werkwoorden met een stam op -d of -t

Werkwoorden met een stam op een s-klank

Het voltooid deelwoord

Het werkwoord werden

De persoonlijke voornaamwoorden 

er, sie, es

Werkwoorden met een stam op -d of -t

Ken je nog de regels?
Welke uitgangen veranderen?

Vervoeg het werkwoord "arbeiten"

arbeite

arbeitest

arbeitet

arbeiten

arbeitet

arbeiten

ich

du

er / sie / es

wir

ihr

sie / Sie

Maak de zin af:

Warum _____ du nicht mit mir?

1. reden
2. redet
3. redest
4. redst

Maak de zin af:

Wie _____ er das neue Spiel?

1. findt
2. findest
3. findst
4. findet

Werkwoorden met een stam op een s-klank

Ken je nog de regels?
Welke uitgangen veranderen?

Vervoeg het werkwoord "küssen"

küsse

küsst

küsst

küssen

küsst

küssen

ich

du

er / sie / es

wir

ihr

sie / Sie

Maak de zin af:

_____ du gerne?

1. Tanze
2. Tanzt
3. Tanzen
4. Tanzst

Maak de zin af:

Wie _____ deine Mutter?

1. heißen
2. heißet
3. heißst
4. heißt

Het voltooid deelwoord

Standaard 

ge + stam + t

Werkwoorden met een stam op -d of -t

ge + stam + et

(gearbeitet)

Werkwoorden met een stam op een s-klank

ge + stam + t

(geküsst)

Vorm van 

haben of sein

Ich habe gearbeitet.

Maak de zin af:

Ich habe gestern lange _____.

1. getanzet
2. getanzen
3. tanzen
4. getanzt

Maak de zin af:

Ich habe Playstation _____.

1. gespielet
2. gespielt
3. spielen
4. gespielen

Het werkwoord werden

ich     werde

du     wirst

er/sie/es   wird

wir     werden

ihr     werdet

sie/Sie   werden

                                                                                               ich bin geworden

Een onregelmatig werkwoord

Waarom?

Vervoeg het werkwoord "werden"

werde

wirst

wird

werden

werdet

werden

ich

du

er / sie / es

wir

ihr

sie / Sie

Maak de zin af:

Ich _____ morgen fünfzehn Jahre alt.

1. werden
2. werde
3. werdst
4. wirst

Maak de zin af:

Er _____ Spaß haben!

1. werdt
2. wirst
3. werdet
4. wird

De persoonlijke voornaamwoorden er, sie, es

der Stier

er (mannelijke woorden)

die Katze

sie (vrouwelijke woorden)

das Auto

es (onzijdige woorden)

die Kinder

sie (woorden in het meervoud)

Vervangen zelstandige naamwoorden

er, sie oder es?

das Gras

1. er
2. sie
3. es
4. sie (mv)

er, sie oder es?

der Stuhl

1. er
2. sie
3. es
4. sie (mv)

er, sie oder es?

die Brille

1. er
2. sie
3. es
4. sie (mv)

er, sie oder es?

die Bananen

1. er
2. sie
3. es
4. sie (mv)

Wat hebben we
vandaag herhaald?

Wat gaan we volgende keer doen?

Herhaling Woordenschat

Zelfstandig aan de slag

(Quizlet of leerwerk)