H-3 Par. 3.2 Verwarmen Deel-2

Hoofdstuk 3 Energie
1 / 32
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 3 Energie

Slide 1 - Slide

Hoofdstuk 3 Energie
Paragraaf 2 Verwarmen Deel 2

Slide 2 - Slide

Korte terugblik
  • Energie-omzettingen (bv. je telefoon)
  • Energie-stroomdiagram (bv je telefoon)
  • Wet van Behoud van Energie (bv je telefoon)
  • Verschil tussen warmte en temperatuur (bv je laptop)

Slide 3 - Slide

Energie-omzettingen (bv. je telefoon)
Energie-stroomdiagram (bv je telefoon)
Wet van Behoud van Energie (bv je telefoon)

Slide 4 - Slide

Verschil tussen warmte en temperatuur. (bv je laptop)

Slide 5 - Slide

Je kunt uitleggen dat de toevoer van warmte
leidt tot een hogere temperatuur.
Warmte is een energiesoort.

Je kunt warmte afvoeren of toevoeren.

Symbool is Q, eenheid is J
Temperatuur zegt iets over de beweging van de moleculen. 
Temperatuur is een toestandsgrootheid.

Symbool T, eenheid is 
°C
Voorbeeld koelkast.
Warmte wordt afgevoerd, temperatuur daalt.
Voorbeeld waterkoker.
Warmte wordt toegevoerd, temperatuur stijgt.

Slide 6 - Slide

Leerdoelen par. 3.2
  •  Je kunt energieomzettingen weergeven in een energiestroomdiagram waarbij de hoeveelheid energie voor en na de omzetting niet verandert.
  • Je kunt uitleggen dat de toevoer van warmte leidt tot een hogere temperatuur, en andersom.
  • Je kunt door de soortelijke warmte te gebruiken berekenen hoeveel energie nodig is om een stof in temperatuur te laten stijgen.

Slide 7 - Slide

Herhaling vermogen en energie
Je kunt door de soortelijke warmte te gebruiken berekenen hoeveel energie 
nodig is om een stof in temperatuur te laten stijgen.

Daarom eerst oefenen in berekeningen met energie!

Slide 8 - Slide

Het vermogen van een apparaat bepaalt hoeveel energie dat apparaat gebruikt.
Vermogen is: de hoeveelheid energie in Joule die een apparaat elke seconde gebruikt. 
Dus 1 Watt is gelijk aan 1 Joule per seconde
Laag vermogen:
5 Watt
is 
5 Joule per seconde
Groot vermogen:
40 Watt
is 
40 Joule per seconde

Slide 9 - Slide

De totale energie die een apparaat gebruikt hangt af van het vermogen en de tijd.
grootheid          symbool        eenheid        symbool
vermogen                P                 Watt                      W
tijd                              t                  seconde                s
energie                      E                 Joule                      J

E=Pxt

Slide 10 - Slide

Je kunt het vermogen van een apparaat uitrekenen met de onderstaande formule
grootheid          symbool        eenheid      symbool
spanning                 U                 Volt                        V
stroomsterkte         I                  Ampère                A
vermogen                P                 Watt                     W
P=UI

Slide 11 - Slide

Opdracht
  • Maak op papier de oefenopgaven over vermogen en energie
  • Gebruik het oplosschema
        -gegeven
        -gevraagd
        -formule
        -berekening
  • +/- 25 minuten stil werken
  • zelf nakijken met nakijkblad, vraag aan docent
  • Eerder klaar? Dan par. 3.2 op site Nova lezen en maken
  • Einde van de les check op leerdoelen volgens eigen inzicht
     
timer
25:00

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Ik kan de energie-omzetting die plaatsvindt in een apparaat beschrijven.
0100

Slide 27 - Poll

Ik kan een energie-stroomdiagram van een apparaat tekenen.
0100

Slide 28 - Poll

Ik kan beschrijven wat er wordt bedoeld met het vermogen van een apparaat.
0100

Slide 29 - Poll

Ik kan berekeningen maken met de formule
P = U x I
0100

Slide 30 - Poll

Ik kan berekeningen maken met de formule
E = P x t
0100

Slide 31 - Poll

Huiswerk
Leren par. 3.1

Goed lezen par. 3.2
Afmaken de extra opgaven van par. 3.2 Deel-2

Slide 32 - Slide