Grammatica taalkundig: bijvoeglijk nw

Welkom
1. Ga rustig zitten op je plek van de plattegrond.
2. Pak je spullen: laptop, lesboek en schrift.
3. Laat je laptop nog dicht.
4. Doe je jas uit en zet je tas op de grond. 
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Welkom
1. Ga rustig zitten op je plek van de plattegrond.
2. Pak je spullen: laptop, lesboek en schrift.
3. Laat je laptop nog dicht.
4. Doe je jas uit en zet je tas op de grond. 

Slide 1 - Slide

Programma
  • toets 22 november: Grammatica woordsoorten 1 t/m 4
  • persoonsvorm en zinsdelen
  • lidw. en zelfst. naamwoorden
  • onderwerp
  • bijvoeglijke naamwoorden

Slide 2 - Slide

Lesdoelen
Wat ga je leren: 
1. Je kan bijvoeglijke naamwoorden herkennen en schrijven.
Hoe ga je dat leren:
1. herhalen lidwoord, onderwerp, zelfst. nw.
2. wat weet je er nog van?
3. filmpje met uitleg
4. oefenen

Slide 3 - Slide

Grammatica: woordsoorten
1. Er zijn 2 soorten grammatica...

Slide 4 - Slide

Welke lidwoorden zijn onbepaalde lidwoorden?
A
de het
B
de
C
het
D
een

Slide 5 - Quiz

Het meervoud van een boek is:
boeken
A
niet waar
B
waar

Slide 6 - Quiz

Wat zijn de kenmerken van een zelfstandig naamwoord?
A
Je kan er een lidwoord voor zetten.
B
Het zijn eigennamen
C
Staat in het enkelvoud of het meervoud.
D
A, B en C

Slide 7 - Quiz

Welke zelfstandige naamwoorden hebben geen lidwoord?

Slide 8 - Open question

Wat is het zelfstandig naamwoord in:
Ik heb het in de la gelegd.
A
Ik
B
de la
C
het
D
Ik, het, de la

Slide 9 - Quiz

Wat is het zelfstandig naamwoord:
De slotklim is een uitgelezen kans voor sterke aanvallers.
A
slotklim, aanvallers
B
slotklim, kans, aanvallers
C
slotklim, sterke
D
slotklim, kans

Slide 10 - Quiz

Bijvoeglijke naamwoorden
Wat weet je nog van bijvoeglijke naamwoorden?

Slide 11 - Slide

bijvoeglijke naamwoorden

Slide 12 - Mind map

Slide 13 - Video

Bijvoeglijke naamwoorden


Hoe schrijf je een bijv. nw?
Waar staat een bijv. nw?
Wat is de functie?

Slide 14 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord: plaats
  • Kenmerk: zegt iets over het zelfstandig naamwoord:

  1. Staat vóór het zelfstandig naamwoord: het kleine hondje.
2. Staat achter het zelfstandig naamwoord: de hond is klein.

Slide 15 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord
  1. lidwoord de of het: -e erachter. Voorbeeld: de grote kast
  2. lidwoord een: niks achter. Voorbeeld: een jong katje
  3. Stoffelijk bijvoeglijk nw: -en erachter: een wollen trui
  4. Leenwoord stoffelijk: niks erachter: een plastic tas

Slide 16 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord
Lesboek, p. 210
Maken: online of uit het boek:
opdracht 1
opdracht 2
opdracht 3

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Link

Slide 19 - Link