Word order 4K

1 / 15
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 4

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Zet deze woorden in de juiste volgorde.

Slide 2 - Slide

Vul de zin hier in.

Slide 3 - Open question

Zet de woorden op de juiste volgorde.

Slide 4 - Slide

Vul hier de zin in.

Slide 5 - Open question

Slide 6 - Slide

Pay attention! - Let op!
- Every sentence starts with a capital letter (hoofdletter)!
- Every sentence ends with a full stop, exclamation mark or a question mark. 
- "Ik" is always written as "I" , with a capital letter!

Slide 7 - Slide

Uitleg: WHO - DOES
  • In een standaard zin staat het onderwerp (wie/wat) VOOR het werkwoord (does)
  • Bijvoorbeeld: I sent him an email.
Onderwerp: I
Werkwoord: sent

Slide 8 - Slide

Uitleg: WHAT - (with) WHO/WHAT
  • Het lijdend voorwerp (what) kan VOOR of NA het meewerkend voorwerp (who/what) staan.
  • Bijvoorbeeld: I sent him an email.
OF: I sent an email to him.
Lijdend voorwerp = an email (what did I sent?)
Meewerkend voorwerp = (to) him ( (to) who did I sent an email?

Slide 9 - Slide

Uitleg: WHERE - WHEN
  • Het einde van de zin : PLAATS (where) en TIJD (when).
  • Bijvoorbeeld: I will meet you at the airport tomorrow.
Onderwerp (wie) = I
Werkwoorden (does) = will meet
Lijdend voorwerp (wie/wat) = you
PLAATS = at the airport
Tijd = tomorrow.

Slide 10 - Slide

Putting two sentences together:
Je kan twee zinnen samenvoegen met linking words. 
Bijvoorbeeld: and, or, but en so

Je kan ook een bijzin aan een zin toevoegen met linking words :
Bijvoorbeeld: because, before, although, after, when, that which and who
Zie blz 93 in je boek voor voorbeeldzinnen.

Slide 11 - Slide

Fill in the correct linking word:

I know what she looks like, ______ you showed me a picture yesterday.

Slide 12 - Open question

Fill in the correct linking word:
We were writing a journal, _____ we were on our camping trip.

Slide 13 - Open question

Fill in the correct linking word:
Can you go shopping with me ______ you have finished your homework?

Slide 14 - Open question

Exercises:

Do exercises on pages 93-95
exercise 28 : Vul het juiste koppelwoord (linking word) in 
exercise 29a: maak een complete zin met de zinsdelen, gebruik hierbij een linking word. 
exercise 31: schrijf je eigen review over een product dat jij goed of mooi vindt. Gebruik linking words. Schrijf minimaal 50 woorden. 

Slide 15 - Slide