5.7 Fossielen

5.7 Fossielen
1 / 20
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 2

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

5.7 Fossielen

Slide 1 - Slide

Terugblik 

Slide 2 - Slide

Het genotype van een organisme komt tot stand op het moment van de bevruchting
A
Juist
B
Onjuist

Slide 3 - Quiz

Chimpansees en egels hebben hetzelfde fenotype.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quiz

Als een groep geïsoleerd raakt van de rest van de soort, kan een nieuwe soort ontstaan.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quiz

In de kern van een cel van een kat zitten 19 chromosomen.
Deze cel is een geslachtscel

A
Juist
B
Onjuist

Slide 6 - Quiz

John en Barry zijn twee vrienden met een even bruine huid.
John en Barry hebben hetzelfde genotype

A
Juist
B
Onjuist

Slide 7 - Quiz

Bij de bereiding van brood zorgen bacteriën ervoor dat het deeg gaat rijzen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 8 - Quiz

Een dier dat tot een bepaald ras behoort, zoals een bouvier, is een transgeen dier
A
Juist
B
Onjuist

Slide 9 - Quiz

leerdoelen
- Aan het einde van de les weet je wat een fossiel is en hoe deze ontstaan. 

- Aan het einde van de les weet je de invloed van gesteente lagen op het fossiliseren.

Slide 10 - Slide

Fossielen 
- Fossiel is een versteend overblijfsel van organismen of afdrukken van organismen in gesteente. 

Slide 11 - Slide

Ontstaan fossielen
- Alleen mogelijk als resten niet wegrotten.
- Resten worden bedekt door laag zand of klei.
- Bacteriën en schimmels geen mogelijkheid.
- Er komen andere lagen overheen.
- Versteend door de druk van de bovenste laag. 

Slide 12 - Slide

Fossiliseren 
- Niet vaak complete organismen
- Zachte delen vergaan te snel
- meer van schelpdieren van wormen.

- Voorstelling maken vanuit gefossiliseerde delen.
- Reconstructie

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Gesteente lagen
- Nieuwe gesteente lagen worden bovenop oude afgezet. 
- Nieuwe bovenaan, oude dieper in de aarde.
- Fossielen in verschillende lagen 
- Fossielen in één laag, leefden in een bepaalde periode. 

- Ontstaan en weer verdwenen.

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Welk die heeft de meeste kans op fossiliseren?
A
Naaktslak
B
Huisjesslak
C
Rups

Slide 17 - Quiz

Welke vis leefde er eerder P of Q? En hoe weet je dat?

Slide 18 - Open question

Fossielen van soorten die in een korte tijd in grote aantallen leefden, zijn geschikt om de ouderdom van een gesteente laag te bepalen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 19 - Quiz

Maken
Opdracht 23

Slide 20 - Slide