Wat is het voltooid deelwoord?
Hij heeft die jongen weer (stompen)
Heeft Jacintha met David (dansen)
Ik ben erg (verbazen) over mijn goede cijfers.
Op het kamp was veel regen (voorspellen)
Is dit voor mij (bestemmen)?
Op school wordt teveel (vergaderen)
De boekhandel heeft de prijzen (verhogen)
De hond heeft de hele dag (blaffen)
Helaas is hij te vroeg (sterven)