Leesvaardigheid

Leesvaardigheid
1 / 17
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 4

This lesson contains 17 slides, with text slides.

Items in this lesson

Leesvaardigheid

Slide 1 - Slide

Leesvaardigheid
- De GOUDEN TIP voor leestoetsen
- Hoe pak je leesopdrachten aan?
- Wat doe je bij onbekende woorden?
- Hoe gebruik je een woordenboek?
- Vraagsoorten

Slide 2 - Slide

De GOUDEN TIP voor leestoetsen
Stel jezelf ALTIJD deze vraag:



Als je dit niet kunt beantwoorden, is je antwoord meestal fout.

Waar staat mijn antwoord in de tekst?

Slide 3 - Slide

Hoe pak je leesopdrachten aan?
Stappenplan:
1. Oriënterend lezen
2. Opdracht(en) lezen
3. Leesstrategie toepassen (skimmen / scannen / intensief lezen)
4. Vraag beantwoorden

* skimmen =  snel door de tekst heen lezen
* scannen = zoeken naar bepaalde informatie
* intensief lezen = de hele tekst regel voor regel doorlezen

Slide 4 - Slide

Hoe pak je leesopdrachten aan?
Voordat je de tekst en de opdrachten gaat lezen, kijk je naar...
... de titel van de tekst
... de inleiding 
... de tussenkopjes
... de plaatjes
... opvallende teksten
... bron / schrijver

Dit heet orienterend lezen
Hierna ga je de opdracht(en) lezen.

Slide 5 - Slide

Hoe pak je leesopdrachten aan?
SKIMMEN: snel door de tekst gaan om te weten waar het over gaat
- sla onbekende woorden en details over
- lees opvallende teksten (tussenkopjes)
- lees de eerste zin van elke alinea

SCANNEN: zoeken naar bepaalde informatie
- je zoekt bijvoorbeeld naar een getal, prijs of telefoonnummer
- sla de rest over

INTENSIEF LEZEN: de hele tekst regel voor regel doorlezen



Slide 6 - Slide

Wat doe je bij onbekende woorden?
- het opzoeken van onbekende woorden kost veel tijd.
- vaak kun je de betekenis raden door logisch na te denken. 

Waarschijnlijk ken je deze woorden niet:
eccentric - murky - debris - censure - frugal

Slide 7 - Slide

Wat doe je bij onbekende woorden?
Waarschijnlijk ken je deze woorden niet:
eccentric - murky - debris - censure - frugal

Raad de betekenis door de zin te vertalen:
Our football team's goal keeper does eccentric things, he never wears socks and he always kicks the ball exactly 13 times as a warm-up. 

Slide 8 - Slide

Wat doe je bij onbekende woorden?
Waarschijnlijk ken je deze woorden niet:
eccentric - murky - debris - censure - frugal

Raad de betekenis door de zin te vertalen:
After the rain, the river was murky, in fact, the water was so dirty you couldn't see the bottom. 

Slide 9 - Slide

Hoe gebruik je een woordenboek?
Je gebruikt een woordenboek: 

NIET
... voor elk onbekend woordje
... in elke zin
WEL
... als het nodig is om de vraag te begrijpen/beantwoorden
... als je anders het hele stuk tekst niet begrijpt

Slide 10 - Slide

Hoe gebruik je een woordenboek?
Tips bij het gebruiken van een woordenboek: 
- de woorden staan op alfabetische volgorde
- bedenk welke vertaling het meest logisch is in de zin

Zoek naar de 'stam' van het woord
He is extremely smart > zoek naar extreme
It was touchable > zoek naar touch
We travelled to Spain > zoek naar travel

Slide 11 - Slide

Vraagsoorten
Op leestoetsen komen verschillende soorten vragen voor:

1. Meerkeuze
2. Beweringen
3. Invulvragen
4. Vraag over specifieke alinea
5. Open vragen

Slide 12 - Slide

Vraagsoorten: meerkeuze
1. Markeer de zin(nen) of alinea('s) waar het om gaat

2. Lees het markeerde gedeelte en onderstreep signaalwoorden en dubbele punten 

3. Onzin antwoorden eruit halen

4. Vergelijk de antwoorden met het gemarkeerde gedeelte
5. Kies het allerbeste antwoord
6. Controleer je antwoord
1 of meer alinea's > antwoord staat in het hele gedeelte, 1 zin genoemd > antwoord staat in de rest van de alinea
(daar staat vaak het antwoord)
meestal 2 van de 4 antwoordopties zijn onzin antwoorden
past het antwoord in de hele tekst / alinea
kloppen alle onderdelen?

Slide 13 - Slide

Vraagsoorten: beweringen
1. Markeer de alinea('s) waar het om gaat
2. Lees het markeerde gedeelte en onderstreep signaalwoorden en dubbele punten 

Een bewering is pas waar of juist als alles klopt, dus:
3. Controleer of elk deel van de bewering klopt. Onderstreep waar het staat. 

Slide 14 - Slide

Vraagsoorten: invulvragen
1. Begrijp de mogelijke antwoorden
2. Lees tot het gat + een zin verder
3. Onzin antwoorden eruit halen
4. Vergelijk de andere antwoorden
5. Kies het allerbeste antwoord
6. Controleer je antwoord

Slide 15 - Slide

Vraagsoorten: specifieke alinea
1. Begrijp wat er precies gevraagd wordt
2. Let op signaalwoorden en tekstverbanden
3. Maak tijdens het lezen korte aantekeningen bij de alinea, dit versnelt het terugzoeken

Slide 16 - Slide

Vraagsoorten: open vragen
1. Onderstreep kernwoorden in de vraag
2. Gebruik je eigen woorden, tenzij er 'citeer' staat
3. Let er op dat je antwoord geeft op de vraag!

Slide 17 - Slide