Pers. vnw + 3e naamval

persoonlijk voornaamwoord 3de naamval en voorzetzels
1 / 13
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

persoonlijk voornaamwoord 3de naamval en voorzetzels

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Duitse voorzetsels
+ 3e naamval

Slide 4 - Mind map

'naar' wordt in het Duits vertaald door...
A
zu
B
nach
C
nar
D
nach of zu

Slide 5 - Quiz

Ich gehe zu... (jou).
A
dir
B
dich
C
mir
D
ihm

Slide 6 - Quiz

... (jullie) geht in die Schule
A
euch
B
sie
C
ihr
D
ihnen

Slide 7 - Quiz

Mit ... (hem) ist alles viel schöner.
A
ihn
B
ihm
C
er
D
dir

Slide 8 - Quiz

ihr
euch
Ihnen
uns
du
mit... (haar)
bei ... (jullie)
nach (U)
zu ... (ons)
(jij) ... gehst

Slide 9 - Drag question

Welk rijtje voorzetsels hoort bij de derde naamval?
A
aus, durch, für, von, zu, bei
B
seit, aus, für, in, an, bei, mit
C
aus, bei, mit, nach, seit, von, zu
D
mit, seit, zu, aus, neben, zwischen

Slide 10 - Quiz

(hij) gaat...
zu ... (haar)
A
er - ihr
B
ihr - ihm
C
ihm - ihr
D
er- sie

Slide 11 - Quiz

(U) ... sind
bei ... (hen)
A
Sie- euch
B
sie- Ihnen
C
sie- ihm
D
Sie- ihnen

Slide 12 - Quiz

Wanneer gebruik je het persoonlijk voornaamwoord in de 3de naamval?

Slide 13 - Open question