V4 - oefenen voor PW1

V4 - oefenen voor PW1
1 / 51
next
Slide 1: Slide
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 51 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

V4 - oefenen voor PW1

Slide 1 - Slide

Keuzemenu
Maak een keuze uit de onderstaande onderdelen die je wil oefenen. De verschillende onderdelen hebben allemaal een aparte kleur: 

Groen: coniunctivus
Blauw: werkwoordstijden
Geel: participium (PPA+PPP)

Slide 2 - Slide

De coniunctivus

Slide 3 - Slide

4 tijden
Er bestaat alleen een coniunctivus
praesens
imperfectum
perfectum
plusquamperfectum

(dus geen futurum en futurum exactum)

Slide 4 - Slide

Coniunctivus praesens
                                                                                              actief:         passief: 
a-stam   -->  A wordt E                             vocat >   vocet         vocetur

e/i/mk-stam  --> er komt een A bij      terret > terreat        terreatur
                                                                             audit > audiat          audiatur
                                                                             mittit > mittat          mittatur
onregelmatige werkwoorden                       (pos)sum > (pos)sim 

Slide 5 - Slide

vorming coniunctivus passief
praesens

imperfectum

perfectum

plusq. perf.
mitt-a-mini

mittere-mini

missi sitis

missi essetis
stam + a + uitg.

inf. prae + uitg.

PPP en coni. prae van esse
PPP en coni. impf. van esse

Slide 6 - Slide

coniunctivus per tijd herkennen
plusq. perf.
perfectum
imperfectum
praesens
venirent
venissent
venerint
veniant

Slide 7 - Drag question

coniunctivus per tijd herkennen
plusq. perf.
perfectum
imperfectum
praesens
mitteremini
missi essetis
missi sitis
mittamini

Slide 8 - Drag question

vocet
vincet
futurum
coniunctivus én futurum
vincatis
terream
veniam
audietis
dicam
dormies
coniunctivus

Slide 9 - Drag question

terreamur
A
praesens actief
B
praesens passief
C
imperfectum actief
D
imperfectum passief

Slide 10 - Quiz

terrerent
A
praesens actief
B
praesens passief
C
imperfectum actief
D
imperfectum passief

Slide 11 - Quiz

welke tijd is intraveritis?
A
praesens
B
imperfectum
C
perfectum
D
plusquamperfectum

Slide 12 - Quiz

vocatus sit
A
praesens
B
imperfectum
C
perfectum
D
plusquamperfectum

Slide 13 - Quiz

Welke tijd is accepissemus?
A
praes.
B
imperf.
C
perf.
D
plusquamperf.

Slide 14 - Quiz

Vertaling
De vertaling van een coniunctivus verschilt tussen hoofdzin en bijzin. 
In de hoofdzin krijgt de coniunctivus een speciale betekenis. In de bijzin niet (die heeft wel een aparte functie, maar die is niet merkbaar in je vertaling)

Slide 15 - Slide

Welk gebruik van een coniunctivus komt NIET voor in de hoofdzin?
A
Aansporing
B
Doel
C
Wens
D
Twijfel

Slide 16 - Quiz

Welk gebruik van de coniunctivus?
Quid faciam?
A
aansporing
B
twijfel
C
mogelijkheid
D
verbod

Slide 17 - Quiz

Utinam dei nos adiuvent!
A
Wens irrealis heden
B
Wens irrealis verleden
C
Wens (werkelijk)
D
verbod

Slide 18 - Quiz

Ne dicatis!
A
Wens
B
Aansporing
C
Twijfel
D
Verbod

Slide 19 - Quiz

Werkwoordstijden

Slide 20 - Slide

Heden
Verleden
Toekomst
praesens
imperfectum
futurum
perfectum
plusquamperfectum
futurum exactum

Slide 21 - Drag question

ik zeg
ik zei
ik heb gezegd
ik had gezegd
ik zal zeggen
ik zal hebben gezegd
praesens
imperfectum
futurum
perfectum
plusquamperfectum
futurum exactum

Slide 22 - Drag question

Onvoltooide vs Voltooide tijden
Onvoltooide tijden hebben een praesensstam:
  • (voca-, audi-, terre-, dic-)

Voltooide tijden hebben een perfectumstam:
  • (vocav-, audiv-, terru-, dix-)

Slide 23 - Slide

Werkwoorden zijn formules!
Tijd
Stam 
(pr of pf)
kenletters
(geeft tijd aan)
bindvocaal

uitgang
praesens
praesensstam
-
(i voor -s/-t,
u voor -nt)
o, s, t, mus, tis, nt
imperfectum
praesensstam
(e)ba
-
m, s, t, mus, tis, nt
futurum
praesensstam
b (a/e-stam)

e/a (ik) (i/mk-stam)
(i voor -s/-t, 
u voor -nt)
o, s , t, mus, tis, nt

m, s, t, mus, tis, nt
perfectum
perfectumstam
-
-
i, isti, it, imus, istis, erunt
plusquamperfectum
perfectumstam
era
-
m, s, t, mus, tis, nt
futurum exactum
perfectumstam
er(i)
-
o, s, t, mus, tis, nt

Slide 24 - Slide

Werkwoorden zijn formules!
Tijd
Stam 
(pr of pf)
kenletters
(geeft tijd aan)
bindvocaal

uitgang
praesens
dic
-
i
tis
imperfectum
dic
eba
-
mus
futurum
dic
e
s
perfectum
dix
-
-
it
plusquamperfectum
dix
era
-
nt
futurum exactum
dix
er
-
o

Slide 25 - Slide

Welke tijd is?

inceperam
A
praesens
B
futurum
C
plusquamperfectum
D
imperfectum

Slide 26 - Quiz

Welke tijd is?

dividis
A
praesens
B
perfectum
C
futurum exactum
D
imperfectum

Slide 27 - Quiz

Welke tijd is?

dubitavit
A
perfectum
B
futurum exactum
C
futurum
D
imperfectum

Slide 28 - Quiz

Welke tijd is?

tetigeritis
A
perfectum
B
praesens
C
futurum
D
futurum exactum

Slide 29 - Quiz

Toepassen in een tekst
Hamilcar, dux Punicus, graviter ferebat Romanos

Punico Bello Primo vicisse. Senatoribus Carthaginis
dixit: 'Roma contenta non erit, donec omnes
terras mariaque omnia expugnaverit. Nisi eos
retinebimus, Romani nostras divitias, nostram
urbem, nostrum populum perdent. Permittite
mihi cum copiis Punicis ire ad Hispaniam. Si enim
maiores divitias pluresque milites ibi collegero,
iterum Romanis inferre bellum poterimus.'







Noteer van deze tekst alle werkwoorden en de juiste tijd+persoon

Slide 30 - Slide

Antwoorden
ferebat = 3e ev imperfectum
vicisse = infinitivus perfectum
dixit= 3e ev perfectum
erit = 3e ev futurum
expugnaverit = 3e ev futurm exactum / 3e ev coniunctivus perfectum
retinebimus = 1e mv futurum
perdent = 3e mv futurum
permititte = imperativus mv
collegero = 1e ev futurum exactum 
ire = infinitivus praesens
poterimus = 1e mv futurum exactum

Slide 31 - Slide

Participium
PPA + PPP

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide

P.P.A
P.P.P.
P.F.A.
habentem
auditurus
hortata
dicentis
vocati
dictaturus
nolens
latum

Slide 35 - Drag question

Slide 36 - Slide

Feminae ..................... in urbe sunt.
A
ridens
B
ridente
C
ridentes
D
ridentibus

Slide 37 - Quiz

Hoe kan de volgende zin niet worden vertaald?
Rex hominem vocantem audit.
A
De koning hoort de roepende man
B
De koning hoort de man terwijl hij roept
C
De roepende koning hoort de man
D
De koning hoort de man die roept

Slide 38 - Quiz

Slide 39 - Slide

Slide 40 - Slide

homo domum it multa dona feminae et filiis ferens
wat is de participiumwoordgroep?
A
multa dona ferens
B
multa dona feminae et filiis ferens
C
multa dona feminae ferens
D
ferens

Slide 41 - Quiz

Slide 42 - Slide

wat houdt het in dat het ppp staat voor perfectum
A
dat het voortijdig vertaald moet worden
B
dat het altijd met een perfectum vertaald moet worden
C
dat het met een plusquamperfectum vertaald moet worden
D
dat het gelijktijdig vertaald moet worden.

Slide 43 - Quiz

Slide 44 - Slide

Het PPP vertaal je voortijdig: dus één tijd eerder dan de PV
militem missum ad castra video
Ik zie de soldaat, nadat hij naar het legerkamp is gestuurd.

militem missum ad castra videbam
Ik zag de soldaat, nadat hij naar het legerkamp was gestuurd.

Slide 45 - Slide

servo ridente dominus iratus est
A
de meester is boos op de lachende slaaf
B
de slaaf lacht en de meester is boos op hem
C
omdat de meester lacht, is de slaaf boos op hem
D
omdat de slaaf lacht, is de meester boos.

Slide 46 - Quiz

missis militibus in castra hostium Caesar diu in urbe manebat.
A
Nadat Caesar lang in de stad was gebleven waren de soldaten naar het kamp van de vijanden gestuurd
B
terwijl de soldaten naar het kamp van de vijanden worden gestuurd, blijft Caesar lang in de stad.
C
Nadat de soldaten naar het kamp van de vijanden waren gestuurd bleef Caesar lang in de stad
D
Caesar stuurde soldaten naar het kamp van de vijanden en bleef lang in de stad.

Slide 47 - Quiz

servi domum ridentis domini intrant
A
de slaaf van de meester komt het huis lachend binnen.
B
de slaven van de meester komen het huis lachend binnen.
C
de slaven komen het huis van de lachende meester binnen
D
de lachende meesters komen het huis van de slaaf binnen

Slide 48 - Quiz

filiae a matre lacrimanti vocatae sunt
A
de dochters van de roepende moeder huilen
B
de dochters van de huilende moeder zijn geroepen.
C
de dochters zijn geroepen door de huilende moeder
D
de dochters werden geroepen door de huilende moeder

Slide 49 - Quiz

filiae matris lacrimantis Romae sunt
A
de huilende dochters van de moeder zijn in Rome
B
de dochters van de huilende moeder zijn in Rome
C
de huilende moeder is met haar dochters in Rome
D
De Romeinse huilende dochters zijn bij hun moeder.

Slide 50 - Quiz

incolae ex urbe deleta fugiebant.
A
de inwoners vluchten uit de verwoeste stad
B
de inwoners vluchtten uit de verwoeste stad
C
de inwoners van de verwoeste stad vluchtten
D
de vluchtende burgers verwoestten de stad.

Slide 51 - Quiz