- Je kunt zelfstandig een tekst over een 'smoesje' lezen en vragen beantwoorden
- Je weet wat 'het smoesje' betekent en je praat over goede smoesjes
- Je kunt 2 zinnen aan elkaar maken met 'als' er in
- Je kunt een gesprek voeren over ziek zijn
- Je weet wat een herstelformulier is. Je kunt deze lezen. Je kunt zelf zo'n formulier invullen.
- Je weet wat verleden tijd is.
- Je kunt zelf zinnen bedenken in de verleden tijd.
- Je weet of een woord verleden of tegenwoordige tijd is.