les 3 Lenzen

les 3 lenzen
1 / 13
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

This lesson contains 13 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

les 3 lenzen

Slide 1 - Slide

leerdoelen
3.3.1 Je kunt uitleggen wat positieve en negatieve lenzen zijn.
3.3.2 Je kunt kenmerken van positieve en negatieve lenzen opsommen.
3.3.3 Je kunt beschrijven wat het brandpunt en de hoofdas van een lens zijn.
3.3.4 Je kunt het verschil tussen sterke en zwakke lenzen uitleggen.

Slide 2 - Slide

vergroot glas
Met een vergrootglas kun je een evenwijdige bundel zonlicht naar één punt laten bewegen.

Je gebruikt het vergrootglas dan als brandglas.

Slide 3 - Slide

positieve lens
Een lens is een schijf van doorzichtig glas of kunststof.

Bij een bolle lens of positieve lens is het materiaal in het midden dikker dan aan de rand.

Slide 4 - Slide

brandpunt
Een evenwijdige lichtbundel valt op een positieve lens. 
In de lens buigen de lichtstralen af. Na de lens ontstaat een convergente lichtbundel (naar elkaar toe). 
De lichtstralen komen samen in één punt. Dit is het brandpunt van de lens. 
Na het brandpunt lopen de lichtstralen uit elkaar. 
Daar is de lichtbundel divergent.

Slide 5 - Slide

tekenen positieve lens
en positieve lens teken je als een lijn met een + erboven. Pijltjes in de lichtstralen geven aan in welke richting het licht beweegt.
 De hoofdas is een lijn door het midden van de lens en staat loodrecht op de lens. 
Het brandpunt ligt altijd op de hoofdas. 
Het brandpunt geef je aan met de letter F.
 De afstand tussen het midden van de lens en het brandpunt noem je de brandpuntsafstand.

Slide 6 - Slide

sterke en zwakke lenzen
Het brandpunt zegt iets over hoe sterk een lens is.

Als het brandpunt dicht bij de lens ligt, heb je een sterke lens.

Als het brandpunt ver van de lens ligt, heb je een zwakke lens.

Slide 7 - Slide

kijken door een positieve lens
Met een positieve lens kun je het beeld vergroten of verkleinen. Hoe je het voorwerp ziet, hangt af van de afstand van het voorwerp tot de lens.
• Een voorwerp dat tussen de lens en het brandpunt staat, zie je vergroot en rechtopstaand.
• Een voorwerp dat vlakbij of op het brandpunt staat, zie je niet.
• Een voorwerp dat achter het brandpunt staat, zie je op zijn kop. Ook links en rechts zijn omgekeerd. De grootte van het beeld hangt af van de afstand tot de lens.

Slide 8 - Slide

negatieve lens

Een holle lens is in het midden dunner dan aan de rand. Zo’n lens noem je een negatieve lens

Slide 9 - Slide

brandpunt

Een evenwijdige lichtbundel valt op een negatieve lens. 
In de lens buigen de lichtstralen af.
 Na de lens ontstaat een divergente lichtbundel (lichtstralen gaan van elkaar weg). Als je de lichtstralen doortekent met een stippellijn, lijken ze uit één punt te komen. 
Dit punt is het brandpunt van de negatieve lens.




Kijk je door een negatieve lens, dan zie je alles verkleind. Het beeld staat rechtop.

Slide 10 - Slide

opdracht 1 t/m 14 (BLZ 157-168)

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide