VWO 3 Kapitel 3 Unterwegs

Kapitel 3 Unterwegs
1 / 30
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Kapitel 3 Unterwegs

Slide 1 - Slide

Lernziele
- We lezen een tekst en maken oefeningen
- We schrijven een brief

Slide 2 - Slide

H - Lesen Seite 122
Unterwegs!

Slide 3 - Slide

Aufgabe 47+48 

Slide 4 - Slide

Welches Wort passt nicht?
A
der Gipfel
B
das Gebirge
C
der Berg
D
der Dschungel

Slide 5 - Quiz

Wo liegt Wien?
A
die Schweiz
B
Österreich
C
Deutschland
D
Liechtenstein

Slide 6 - Quiz

Welche Richtung?
A
nach links
B
nach rechts
C
Rückwarts
D
Geradeaus

Slide 7 - Quiz

Das ist eine Ampel.
A
Richtig
B
Falsch

Slide 8 - Quiz

Was bedeutet das Schild (=bord)?
A
die Bushaltestelle
B
das Hupverbot
C
das Krankenhaus
D
Hier entlang

Slide 9 - Quiz

de bocht

Slide 10 - Open question

het veer, de veerpont

Slide 11 - Open question


Slide 12 - Open question

De Tram

Slide 13 - Open question

de plattegrond

Slide 14 - Open question

Noem zoveel mogelijk vervoersmiddelen van het openbaar vervoer

Slide 15 - Open question

die Seilbahn
die Welle
unschauen
die Sehenswürdigkeit
der Umschlag
das Ziel 
die Sendung

Slide 16 - Drag question

het kruispunt

Slide 17 - Open question

de stoep

Slide 18 - Open question

het vliegtuig

Slide 19 - Open question

Wir können entweder zu Fuß gehen oder die Straßenbahn nehmen.
entweder....oder --> betekent

Slide 20 - Open question

Zijn de Modalverben moeilijk of makkelijk?
😒🙁😐🙂😃

Slide 21 - Poll

Modalverben, deze werkwoorden wil ik graag meer oefenen.
Nee dat hoeft niet. Ik leer het toch niet.
Nee, dat hoeft niet. Ik kan het al.
Maakt mij niet uit. Oefenen helpt altijd.
Ja, graag. Ik snap het nog niet helemaal.
Ja, graag. Ik hoor dit voor het eerst.

Slide 22 - Poll

Wat is het kenmerk van Modalverben in de tegenwoordige tijd?
A
de klinker in de stam bij enkelvoud verandert...
B
de klinker blijft in de stam altijd hetzelfde...
C
alleen du heeft een uitgang (-st)
D
meervoud is zoals bij regelm. werkwoorden...

Slide 23 - Quiz

Modalverben o.v.t.

(wissen) ______ er, dass die letzte Stunde ausfiel?
A
wisste
B
wusste
C
weißte

Slide 24 - Quiz

(Modalverben): hij moet - weet - mag
A
er musst - weist - darf
B
er muss - weiß - darft
C
er muss - weiß - darf
D
er musse - weiß - darf

Slide 25 - Quiz

Vervoeging Präsens Modalverben
Wat klopt NIET?
A
Alle werkwoorden van modaliteit hebben klankverandering in het enkelvoud.
B
Alle werkwoorden van modaliteit hebben geeen uitgang bij ich en er/sie/es.
C
Alle werkwoorden van modaliteit zijn regelmatig in het meervoud.
D
Alle werkwoorden van modaliteit zijn hulpwerkwoorden.

Slide 26 - Quiz

(Modalverben): jij wil - kan - moet (van een ander)
A
du-wollst- könnst- musst
B
du willst - kannst - sollst
C
du-wollst- könnst- müsst
D
du-willst- könnst- sollst

Slide 27 - Quiz

...................... du die Modalverben bilden?
A
Kannst
B
Könnst
C
Könn
D
Kann

Slide 28 - Quiz

____________ ihr die Modalverben bilden?
A
Könnt
B
Könnte
C
Konntet
D
Könntet

Slide 29 - Quiz

Vragenronde

Slide 30 - Open question