H5 Energie - Opfrisvragen §1-3

H5 Energie
opfrisvragen van §1 tot en met §3
1 / 32
next
Slide 1: Slide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

H5 Energie
opfrisvragen van §1 tot en met §3

Slide 1 - Slide

Vlammen zijn brandende gassen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 2 - Quiz

Een heftige scheikundige reactie met zuurstof. Hoe heet dat?
A
Roesten
B
Verbranden
C
Oplossen
D
Verzuren

Slide 3 - Quiz

Wat is geen brandvoorwaarde?
(wat staat niet in de branddriehoek)
A
Zuurstof
B
Brandstof
C
Vuur
D
Ontbrandingstemperatuur

Slide 4 - Quiz

Er is een onvolledige verbranding. Welke kleur heeft de vlam?
A
Kleurloos
B
Blauw
C
Rood
D
Geel

Slide 5 - Quiz

Wat is waar bij een blauwe vlam?
A
Er komt geen CO2 vrij
B
Er komt geen water vrij
C
Er is voldoende zuurstof voor elk brandstofdeeltje
D
De verbranding is onvolledig

Slide 6 - Quiz

Waarom verbranden wij brandstoffen?
A
Er komt energie bij vrij
B
Er komt licht bij vrij
C
Er zit vuur in dat wij gebruiken

Slide 7 - Quiz

Noem minimaal vier veelgebruikte brandstoffen

Slide 8 - Open question

Wat drukken we uit in J/g of J/cm3?

A
De temperatuur van een stof
B
De verbandingswarmte van een stof
C
De dichtheid van een stof
D
Het volume van een stof

Slide 9 - Quiz

Hoe kleiner de brandstofdeeltjes, hoe ...
A
langzamer de verbranding gaat
B
sneller de verbranding gaat.
C
minder energie er vrij komt
D
hoe meer energie er vrijkomt

Slide 10 - Quiz

Hoe heet het als alle brandstofdeeltjes tegelijk verbanden?
A
Implosie
B
Oxidatie
C
Explosie
D
Reactie

Slide 11 - Quiz

Waarom zijn explosies zo krachtig?
A
De gassen die ontstaan nemen véél meer ruimte in
B
Er komen grote vlammen vrij
C
Door het gebrek aan zuurtstof

Slide 12 - Quiz

Roesten is ook een (langzame) vorm van verbranding
A
Waar
B
Niet waar

Slide 13 - Quiz

Verbranding
Pauzevlam
Brandvoorwaarde
Joule
Volledige verbranding
Warmte
Branddriehoek
Gele vlam
Blauwe vlam
Chemische reactie

Slide 14 - Drag question

Hoe worden de meeste huizen in Nederland verwarmd?
A
Met een warmtepomp
B
Met een CV-ketel
C
Met heteluchtverwarming
D
Met restwarmte

Slide 15 - Quiz

Hoe worden de meeste huizen in Nederland verwarmd?
A
Met een warmtepomp
B
Met een CV-ketel
C
Met heteluchtverwarming
D
Met restwarmte

Slide 16 - Quiz

Wat is geen vorm van warmtetransport?
A
Geleiding
B
Stroming
C
Isolatie
D
Straling

Slide 17 - Quiz

Bij welke vorm van warmtetransport is geen tussenstof nodig?
A
Geleiding
B
Stroming
C
Straling

Slide 18 - Quiz

Warme lucht stijgt op en verplaatst de warmte van A naar B.
Hoe heet dat?
A
Geleiding
B
Stroming
C
Straling

Slide 19 - Quiz

Metalen zijn goede geleiders
A
Waar
B
Niet waar
C
Soms wel, soms niet

Slide 20 - Quiz

kunststoffen zijn goede geleiders
A
Waar
B
Niet waar
C
Soms wel, soms niet

Slide 21 - Quiz

Wat geleidt warmte goed?
A
Hout
B
Stilstaande lucht
C
Plastic
D
Koper

Slide 22 - Quiz

Hoe noemt men het tegengaan van warmtetransport?
A
Verwarmen
B
Ontwarmen
C
Isoleren
D
Beslaan

Slide 23 - Quiz

Wat isoleert goed?
A
Vloeistoffen
B
Stoffen die veel lucht vasthouden/opsluiten
C
Vaste stoffen

Slide 24 - Quiz

Isolatiemateriaal heeft soms een spiegelend oppervlak.
Waarom?
A
Om geleiding tegen te gaan
B
Om stroming tegen te gaan
C
Om straling tegen te gaan

Slide 25 - Quiz

Welke stof ontstaat er bij een onvolledige verbranding?
A
Zuurstof
B
Koolstofmono-oxide
C
Koolstofdioxide
D
Brandstof

Slide 26 - Quiz

Wat maakt koolstofmono-oxide zo gevaarlijk?
A
Het is geurloos
B
Her is kleurloos
C
Je hoort het niet
D
Het is geurloos, kleurloos en je hoort het niet

Slide 27 - Quiz

Roet komt vrij bij ...
A
een onvolledige verbranding
B
een volledige verbranding
C
oxidatie

Slide 28 - Quiz

Het lozen van warm koelwater noemt men
A
warmteverlies
B
thermische verontreiniging
C
dumpwater
D
thermolyse

Slide 29 - Quiz

Door aardgaswinning ontstaan
A
vloedgolven
B
regenbuien
C
aardbevingen
D
hittegolven

Slide 30 - Quiz

Welk probleem wordt groter door het gebruik van fossiele brandstoffen?
A
Het wordt lastiger om energie op te wekken
B
De prijs van Energie gaat omhoog
C
Het versterkt broeikaseffect neemt toe

Slide 31 - Quiz

Einde herhaling
Dit waren de herhalingsvragen. 
Maak nu §5.4 en richt je op de volgende leerdoelen:
  • Hoe maak je elektrische energie?
  • Hoe wek je elektrische energie duurzaam op?
  • Is kernenergie ook duurzaam?
  • Wat kun je doen met elektrische energie?
  • Wat is rendement?
  • Waar blijft alle energie?

Slide 32 - Slide