This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Los pasados
Slide 1 - Slide
In het Spaans gebruiken we drie verleden tijden:
El pretérito perfecto
El indefinido
El imperfecto
Slide 2 - Slide
Google lessonup
Ga naar student pin en vul of scan de code
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Imperfecto
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
El pretérito indefinido irregular
Slide 9 - Slide
Indefinido
(formas irregulares)
Bij de onregelmatige vormen van de indefinido is het zo dat de stam onregelmatig is. De uitgangen van alle onregelmatige vormen zijn hetzelfde (let op! Deze zijn niet hetzelfde als de regelmatige vormen)
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Video
I
M
P
E
R
F
E
C
T
O
Slide 18 - Slide
Voor gebeurtenissen in het verleden die verband houden met het heden gebruik je de .....
A
Presente
B
Pretérito perfecto
C
Pretérito indefinido
D
Pretérito imperfecto
Slide 19 - Quiz
Voor gewoontes of herhaalde gebeurtenissen in het verleden gebruik je de .....
A
Presente
B
Pretérito perfecto
C
Pretérito indefinido
D
Pretérito imperfecto
Slide 20 - Quiz
Voor gebeurtenissen die op een bepaald moment in het verleden plaatsvonden gebruik je de .....
A
Presente
B
Pretérito perfecto
C
Pretérito indefinido
D
Pretérito imperfecto
Slide 21 - Quiz
Het signaalwoord "ayer" hoort bij de .....
A
Presente
B
Pretérito perfecto
C
Pretérito indefinido
D
Pretérito imperfecto
Slide 22 - Quiz
Welk signaalwoord duidt NIET op een indefinido?
A
anteayer
B
en 2017
C
antes
D
el otro día
Slide 23 - Quiz
perfecto of indefinido: Mi hermano y yo nunca ......................... pulpo en nuestra vida.
A
hemos comido
B
comimos
C
he comido
D
comí
Slide 24 - Quiz
perfecto of indefinido Yo no ...................... (ir) al colegio ayer.
A
he ido
B
fui
C
ha ido
D
fue
Slide 25 - Quiz
perfecto of indefinido ¿Tus amigos y tú ...................... (estar) en Madrid alguna vez?
A
has estado
B
estuviste
C
habéis estado
D
estuvisteis
Slide 26 - Quiz
Welk ww is NIET in de imperfecto vervoegd?
A
pensaban
B
bebías
C
comieron
D
vivíamos
Slide 27 - Quiz
¿Cuál de estos marcadores temporales no pertenece al imperfecto?
A
Siempre en verano....
B
En el verano del 2017....
C
Todos los veranos.....
D
Los veranos, cuando....
Slide 28 - Quiz
¿Indefinido o imperfecto? Hace 3 años mi abuelo (ganar).........la lotería.
A
ganaba
B
ganabas
C
ganó
D
ganaste
Slide 29 - Quiz
¿perfecto, indefinido o imperfecto? Cuando era joven yo (tocar) ........ la batería.