P1 - Les 1A - Staatsinrichting van Nederland

Welkom bij geschiedenis
1 / 51
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

This lesson contains 51 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Welkom bij geschiedenis

Slide 1 - Slide

Kennismaking
Saskia Meiland, moeder van 2 zonen
Lerares geschiedenis
Lezen/lezingen, musea, dansen/feestjes, koken/uit eten, wandelen

Slide 2 - Slide

Lesdoelen
  • Je weet wie er voor de klas staat.
  • Je weet wat de afspraken zijn die gelden in de les.
  • Je weet wat je kan verwachten dit jaar en deze periode.
  • Je weet wat je moet meenemen.
  • Je weet (weer) een beetje waar staatsinrichting over gaat.

Slide 3 - Slide

Onze afspraken
  1. Je mag altijd een vraag stellen, maar we gaan niet tijdens de les in discussie met de leraar over de 5 basis regels. 
  2. Rust in de klas, dat betekent dat jij je zo gedraagt dat iedereen tot leren komt.  Als de leraar uitlegt -> stilte.                          - Geconcentreerd werken -> stilte

Slide 4 - Slide

Vervolg afspraken
3. Geen grensoverschrijdend gedrag in de klas.
4. Niets doen is geen optie
5. Binnen is beginnen
# Geen jassen, petten en air-pods in de klas, tenzij je toestemming hebt van de leraar.

Slide 5 - Slide

Periodes
P1 - Sociale zekerheid en de verzorgingsstaat + herhaling staatsinrichting (toets)
P2 - Koude oorlog + cultureel mentale ontwikkelingen  (toets)
P3 - Examentraining en toets 
P4 - Centraal examen

Percentages staan in de PTA

Slide 6 - Slide

Deze periode
  • Herhaling staatsinrichting 
  • Sociale zekerheid 
  • Staatsinrichting dit jaar als basis
  • Toets: Sociale zekerheid en de verzorgingsstaat + herhaling staatsinrichting 
  • Een periode telt nu 10 weken. 9e week is herhaling en 10e week is de toets.

Slide 7 - Slide

Wat heb je nodig?
  • Schrift voor het maken van aantekeningen.
  • Methode: Tijd voor Geschiedenis
  • Account op LessonUp
  • Teams

Slide 8 - Slide

Methode
1. Ga naar www.TijdvoorGeschiedenis.nl
2. Log in / meld je aan
3. De klassen zijn al aangemaakt door de leraar. Jij scant de code en logt in.
3. Gelukt? Lees de begrippenlijst van het hoofdstuk Staatsinrichting.  Dat is hoofdstuk 6. Zonder kennis van de begrippen, zul je de les niet begrijpen.

Slide 9 - Slide

Staatsinrichting 
van Nederland
Oefenen


Slide 10 - Slide

Noem twee gevolgen voor de Nederlandse koning van het Revolutiejaar. Noem alleen de begrippen.

Slide 11 - Open question

Bij welke politieke stroming hoort deze persoon?
A
Liberalen
B
Rooms-Katholieken
C
Protestanten
D
Socialisten/Sociaal-Democraten

Slide 12 - Quiz

Wie is dit?
A
Abraham Kuyper
B
Pieter Jelles Troelstra
C
Ferdinand Domela Nieuwenhuis
D
Herman Schaepman

Slide 13 - Quiz

Bij welke partij hoort deze persoon?
A
Vrijheidsbond
B
Anti-Revolutionaire Partij (ARP)
C
Rooms-Katholieke Staatspartij (RKSP)
D
Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP)

Slide 14 - Quiz

8 uur werken
8 uur slapen
8 uur vrije tijd

Welke partij wil dit bereiken voor de arbeiders?
A
SDAP
B
Vrijheidsbond
C
RKSP
D
ARP

Slide 15 - Quiz

Welke partij wilde algemeen kiesrecht voor mannen?
A
ARP
B
SDB
C
SDAP
D
liberale Unie

Slide 16 - Quiz

Welke politieke leider kwam op voor de 'gewone mens' of 'kleine luyden'?
A
Schaepman
B
Thorbecke
C
Troelstra
D
Kuyper

Slide 17 - Quiz

Welke socialistische partij wilde een parlementaire democratie?
A
SDB
B
SDAP

Slide 18 - Quiz

Nederland kreeg in 1848 een nieuwe grondwet. Hieronder staan vier uitspraken over deze grondwet. Welke twee uitspraken zijn juist?
A
Met de nieuwe grondwet werd de schoolstrijd opgelost.
B
Nederland werd een constitutionele monarchie.
C
Het kiessysteem van evenredige vertegenwoordiging werd in de grondwet vastgelegd.
D
De nieuwe grondwet was het begin van de ministeriële verantwoordelijkheid.

Slide 19 - Quiz

Jorge Zorreguieta zal noch bij de verloving noch bij het huwelijk van zijn dochter Máxima met kroonprins Willem-Alexander aanwezig zijn. Het koninklijk huis en de Argentijnse schoonfamilie hebben zich er door minister-president Kok van laten overtuigen dat het in het belang van het huwelijk is dat de schoonvader er niet bij is. Vanavond verloven kroonprins Willem-Alexander en zijn vriendin Máxima Zorreguieta zich op paleis Noordeinde. Daar zullen zij zich presenteren aan het Nederlandse volk.

Welk begrip past het best bij deze bron?
A
constitutionele monarchie
B
onschendbaarheid
C
ministeriële verantwoordelijkheid
D
democratie

Slide 20 - Quiz

In 1960 was er een groot tekort aan woningen. Daarom vond de Tweede Kamer dat er extra woningen moesten worden gebouwd. Het kabinet weigerde dit, omdat er niet genoeg bouwvakkers waren. Daarop moest het kabinet aftreden.
Welke uitspraak bij de tekst is juist?

Bij een ruzie tussen het kabinet en de Tweede Kamer:
A
bepaalt de koning(in) wie gelijk heeft.
B
is de Tweede Kamer de baas.
C
worden de leden van de Tweede Kamer ontslagen.

Slide 21 - Quiz

Socialisten vinden ... het allerbelangrijkste:
A
gelijkheid
B
vrijheid
C
veiligheid
D
vrije tijd

Slide 22 - Quiz

Liberalen vinden ... het aller belangrijkste
A
vrijheid
B
gelijkheid
C
geld
D
geloof

Slide 23 - Quiz

Waarom zaten er lang geen socialisten in de Nederlandse regering?
A
De socialisten waren net opgericht en moesten nog bekend worden.
B
Mensen dachten dat de socialisten gevaarlijk waren
C
De koning wilde niet dat er socialisten macht zouden krijgen.
D
Er was censuskiesrecht, daardoor mochten alleen de 'rijken' stemmen.

Slide 24 - Quiz

Hoeveel leden heeft de Eerste Kamer?
A
45
B
55
C
65
D
75

Slide 25 - Quiz

Hoeveel leden heeft de Tweede Kamer?
A
100
B
120
C
130
D
150

Slide 26 - Quiz

Vrijheid van meningsuiting is een klassiek grondrecht.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 27 - Quiz

Het recht op werk is een sociaal grondrecht
A
Waar
B
Niet waar

Slide 28 - Quiz

Vrijheid van onderwijs is een sociaal grondrecht
A
Waar
B
Niet waar

Slide 29 - Quiz

Koning Willem I was onschendbaar.
Waar of niet waar?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 30 - Quiz

Bij welke zuil hoort hetgeen je in deze foto ziet?
A
Socialisten
B
Protestanten
C
Rooms-Katholieken
D
Liberalen

Slide 31 - Quiz

Ministeriële verantwoordelijkheid betekent dat
A
De minister is verantwoordelijk voor zichzelf
B
De minister moet verantwoording afleggen aan de koning
C
De minister moet verantwoording afleggen aan het parlement
D
De minister moet verantwoording afleggen aan de minister-president

Slide 32 - Quiz

Nieuw in de Grondwet van 1848 was:
A
Censuskiesrecht
B
Algemeen kiesrecht
C
De regering is de hoogste macht
D
Recht op onderwijs

Slide 33 - Quiz

Wie is dit?
A
Aletta Jacobs
B
Koningin Wilhelmina
C
Wilhelmina Drucker
D
Emmeline Pankhurst

Slide 34 - Quiz

Bij welke organisatie was zij betrokken?
A
VVD
B
VVvK
C
VVV
D
RKVV

Slide 35 - Quiz

Wat wilde deze mevrouw, en haar organisatie, bereiken?

Slide 36 - Open question

Noem één persoon met wie zij nauw samenwerkten om haar doelen te bereiken.

Slide 37 - Open question

Wat wordt bedoeld met Klassieke Grondrechten?
A
Rechten die al vanaf de tijd van de Romeinen in de wet staan
B
Vrijheidsrechten die in de grondwet sinds 1848 zijn vastgelegd
C
Alle rechten die in de grondwet van 1848 stonden
D
Het recht op huisvesting , onderwijs en medische zorg

Slide 38 - Quiz

De koning zegt op tv iets over het vluchtelingenbeleid van de regering. De minister van Binnenlandse Zaken krijgt hierdoor problemen. Waarom?
A
De koning iis niet altijd aanwezig in de Tweede Kamer dus de minister beantwoordt de vragen
B
De koning is onschendbaar, hij mag daarom zeggen wat hij wil.
C
De minister is de woordvoerder van de koning
D
De koning is onschendbaar en de minister verantwoordelijk

Slide 39 - Quiz

Censuskiesrecht betekent dat...
A
Je mag stemmen als je genoeg belasting betaalt
B
Iedereen mag stemmen
C
Je kiest wie er koning wordt
D
Als je van adel bent mag je stemmen

Slide 40 - Quiz

Wat hoort bij socialisme?
A
Gelijkheid, algemeen kiesrecht, verdeling rijkdom
B
Gelijkheid, geloof, ieder voor zich, algemeen kiesrecht
C
Arbeiders, geloof, armoede, sociale kwestie
D
Arbeiders, vereniging, schoolstrijd, overheid

Slide 41 - Quiz

Noem de 4 groepen tijdens de Verzuiling

Slide 42 - Open question

Waarover ging de Schoolstrijd?
A
ruzie tussen openbare scholen en bijzondere scholen
B
openbare scholen willen geld van de overheid
C
bijzondere scholen willen dezelfde schoolboeken als openbare scholen
D
katholieke en protestantse scholen willen, net zoals openbare scholen, geld van de overheid

Slide 43 - Quiz

Wanneer werd de Schoolstrijd opgelost?
A
1917
B
1925
C
1914
D
1919

Slide 44 - Quiz

Doel van de Eerste Feministische Golf was:
A
vrouwen mogen werken
B
vrouwen mogen trouwen met elkaar
C
kiesrecht voor vrouwen
D
vrouwen mogen geboortebeperking gebruiken

Slide 45 - Quiz

Wanneer kregen vrouwen actief kiesrecht?
A
1917
B
1919
C
1950
D
nooit

Slide 46 - Quiz

Drie grote veranderingen door de Pacificatie van 1917:
A
1. kiesrecht mannen en vrouwen, 2. einde schoolstrijd, en 3. nieuw kiesstelsel
B
1. kiesrecht mannen, 2. nieuwe koning, en 3. nieuw kiesstelsel
C
1. kiesrecht mannen, 2. einde schoolstrijd, en 3. nieuw kiesstelsel
D
1. kiesrecht mannen en vrouwen, 2. einde schoolstrijd, en 3. nieuw parlement

Slide 47 - Quiz

Hoeveel leden heeft het Nederlandse parlement?
A
75
B
100
C
150
D
225

Slide 48 - Quiz

Een minister wordt door een kamerlid gedwongen tot een debat. Van welk recht maakt het kamerlid dan gebruik?

Slide 49 - Open question

Een kamerlid komt met een wetsvoorstel. Van welk recht maakt dit kamerlid dan gebruik?

Slide 50 - Open question

Een kamerlid komt met een aanpassing op een wetsvoorstel van een minister. Van welk recht maakt dit kamerlid dan gebruik?

Slide 51 - Open question