Les 14: 17-02; Oefenen Grammar Theme 3 1kgt

welcome! Today: Grammar
1 / 45
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

welcome! Today: Grammar

Slide 1 - Slide

The plan
- huiswerkcheck
- ken je de Theme words van het huiswerk?
- Oefenen Grammar
- Some & Any
- Plurals
- Demonstrative pronouns

Slide 2 - Slide

Goal
- Ik ken woorden over: 'At the table'

- Ik weet wanneer ik some of any moet gebruiken
- Ik weet hoe ik een woord in het meervoud moet zetten
- Ik weet de aanwijzende voornaamwoorden en kan deze gebruiken

Slide 3 - Slide

Homework check
do: 54abcd + 57ab

Slide 4 - Slide

'At the table'

Slide 5 - Slide

Wat zie je
op het plaatje?

Slide 6 - Open question

Wat zie je
op het plaatje?

Slide 7 - Open question

Wat zie je
op het plaatje?

Slide 8 - Open question

Wat zie je
op het plaatje?

Slide 9 - Open question

Wat zie je
op het plaatje?

Slide 10 - Open question

Slide 11 - Slide

Quiz time!
Quiz time!

Slide 12 - Slide

Some/any(een paar) 
Nu volgt er uitleg over some/any, wanneer gebruik je het? 

Slide 13 - Slide

Do you want ... lemonade?
A
any
B
nothing
C
what
D
some

Slide 14 - Quiz

Please get me ... coffee!

A
now a
B
any
C
some
D
one

Slide 15 - Quiz

Some wordt gebruikt bij 'positieve' zinnen (+).


- I got some nice presents for Christmas this year.
- This job is going to take some time.

Slide 16 - Slide

Any wordt gebruikt bij negatieve zinnen(-) en vragen(?).


- I didn't get any nice presents for Christmas this year.
- I looked in the cupboard but I couldn't find any biscuits.
- Have you got any idea what she is saying?

MAAR! Als je denkt dat het antwoord op een vraag "JA" is, gebruik je some:
- Can I have some sugar, please?

Slide 17 - Slide

Do you have ... friends
that play ice hockey?
A
some
B
most
C
any
D
no

Slide 18 - Quiz

Shouldn't you be doing ... homework for school?
A
some
B
any
C
yours
D
those

Slide 19 - Quiz

Bring ... fruit!
A
no
B
any
C
such
D
some

Slide 20 - Quiz

Plurals(meervoud)

Slide 21 - Slide

Make plural
Tomato

Slide 22 - Open question

Make plural: life

Slide 23 - Open question

Make plural: kiss

Slide 24 - Open question

Make plural: baby

Slide 25 - Open question

Plurals

Slide 26 - Slide

Make plurals:
scarf

Slide 27 - Open question

Make plurals:
monkey

Slide 28 - Open question

Make plurals:
mouse

Slide 29 - Open question

Plurals
box

Slide 30 - Open question

Make plurals:
potato

Slide 31 - Open question

Make plurals:
table

Slide 32 - Open question

Make plurals:
pony

Slide 33 - Open question

Make plurals:
bus

Slide 34 - Open question

Plurals
man

Slide 35 - Open question

Demonstrative pronouns
Vertaling: Aanwijzende voornaamwoorden.

Woorden die je gebruikt om iets aan te wijzen.
Dichtbij of ver(der) weg.

Slide 36 - Slide

.... is your pen over there on the desk.
.... is my pen here
A
This, This
B
That, That
C
This, That
D
That, This

Slide 37 - Quiz

... balloons here are nicer than .....ones over there.
A
Those, these
B
These, those
C
This, that
D
That, this

Slide 38 - Quiz

Demonstrative pronouns

Slide 39 - Slide

Use: this, these, that, those:

I want .... books over there.
A
this
B
these
C
that
D
those

Slide 40 - Quiz

die mensen= ......... people
A
these
B
those
C
this
D
that

Slide 41 - Quiz

deze tafel = ......... table
A
these
B
those
C
this
D
that

Slide 42 - Quiz

dat huis = ........ house
A
these
B
those
C
this
D
that

Slide 43 - Quiz

(dichtbij) ____ dress
A
this
B
that
C
these
D
those

Slide 44 - Quiz

homework
do: 58, 59, 61ab

Study:
- Vocab Theme 3

- Grammar theme 3

Slide 45 - Slide