cosinus, sinus, tanges

• Wiskunde
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 4

Wiskunde!

Wiskunde

Wat gaan we doen?

We gaan vandaag leren hoe je een zijde kunt berekenen met cosinus, sinus en tanges.

toa sos cas

tangens∠=​aanliggendezijde​​overstaandezijde​​

sinus∠=​schuinezijde​​overstaandezijde​​

cosinus∠=​schuinezijde​​aanliggendezijde​​

t=​a​​o​​→toa

s=​s​​o​​→sos

c=​s​​a​​→cas

Even herhalen

SOS, CAS, TOA
of Pythagoras

1. SOS
2. CAS
3. TOA
4. Pythagoras

Hoeveel graden
is hoek A?

1. 0,99
2. 17,46
3. 72,54
4. 69,73

Hoe groot is hoek A in deze driehoek

1. 0.06
2. 73
3. 17
4. kun je niet weten

Hoe groot is hoek C?

1. 44
2. 35
3. 46
4. idk

Om hoek R te bereken gebruik je

1. Sinus
2. Cosinus
3. Tangens

Uitleg

Kijk goed naar het volgende filmpjes.

Kijk er serieus naar.

Zet hem af en toe op pauze om voor jezelf te bedenken of je dit snapt.

10.4 - Zijden berekenen met Sinus, cosinus, tangens

Bereken AB. Rond af op 1 decimaal. Schrijf alleen je antwoord op. Gebruik een komma.

weet je nog?

de stelling van pythagoras

→x​2​​

√←

Dus AC = 36,7 

Zijden berekenen met Pythagoras

Bereken de lange zijde.
Geef alleen het antwoord op 1 decimaal (gebruik een komma)

Zijde AB kun je berekenen met:

1. Pythagoras
2. Sinus
3. Cosinus
4. Tangens

Wanneer van een rechthoekige driehoek de 2 rechthoekszijden zijn gegeven, kun je de andere zijde uitrekenen met:

1. Pythagoras
2. Sinus
3. Cosinus
4. Tangens

Zijde BC kun je berekenen met:

1. Pythagoras
2. Sinus
3. Cosinus
4. Tangens

Om zijde AC te berekenen gebruik je

1. Sinus
2. Cosinus
3. Tangens
4. Pythogoras

Bereken de lengte van BD

Om zijde BC te bereken gebruik je

1. Sinus
2. Cosinus
3. Tangens
4. Pythagoras

Om zijde AC te bereken gebruik je

1. Sinus
2. Cosinus
3. Tangens
4. Pythagoras

Om hoek BCD te bereken gebruik je

1. Sinus
2. Cosinus
3. Tangens
4. Pythagoras

Om zijde LM te berekenen gebruik je

1. Sinus
2. Cosinus
3. Tangens
4. Pythagoras

Om hoek L te bereken gebruik je

1. Sinus
2. Cosinus
3. Tangens
4. Moet ik eerst een hoogtelijn tekenen

1. sin∠C=​BC​​AB​​
2. sin∠C=​BC​​AC​​
3. sin∠C=​AB​​AC​​
4. sin∠C=​AB​​BC​​

A. Benoem een vlak altijd door links onderin te beginnen en dan tegen de klok in te gaan.

1. sin∠B=​BC​​AB​​
2. sin∠B=​BC​​AC​​
3. sin∠B=​AB​​AC​​
4. sin∠B=​AB​​BC​​

A. Benoem een vlak altijd door links onderin te beginnen en dan tegen de klok in te gaan.

Bereken 

       zijde BC

=

_________

Bedenk of je sin, cos of tan moet gebruiken en schuif de letters naar de juiste plek

...

L ...

....

....

tan

L A

sin

cos

L B

L C

AB

BC

AC

Voordat de sleepvraag start even uitleggen wat ze moeten slepen.

Hoe bereken je BC?

sin65=​BC​​20​​

1. BC = 20 x sin 65
2. BC = sin 65 x 20
3. BC=​20​​sin65​​
4. BC=​sin65​​20​​

a goed

b goed, maar dan geen haakjes om 

(13 x 800). Dit gaat op sommige rekenmachines automatisch

Noem 2 dingen die je deze les geleerd hebt

Wat vind je nog moeilijk van de onderwerpen uit deze les?

Noem een onderdeel uit deze les waar ik volgende keer op moet terugkomen

en klaar!

De volgende les gaan we hier nogmaals op door!