Je hebt op 1 maart een trui gekocht bij een webwinkel. De trui kostte 25 euro. Het ordernummer was 67589000 BC. Je hebt de trui drie dagen gedragen. Op 5 maart kijk je op dezelfde website. De trui is nu de helft goedkoper: 12,50. Je bent boos. Je belt de klantenservice.
A is de klant. Denk eerst na: wat wil je? Wat moet de klantenservice voor je doen?
B is de medewerker. Je kunt niets voor de klant doen.