This lesson contains 22 slides, with text slides and 1 video.
Items in this lesson
Chap 6
Bloc H
Bloc I
Slide 1 - Slide
Aujourd'hui:
SO Chap 6 ABCDE
Corriger: Chap 6 EF
Bloc H + les notes
l'Immeuble, la météo
Slide 2 - Slide
nieuw: verleden tijd
- onderwerp
- hulpwerkwoord "avoir"
- voltooid deelwoord
Slide 3 - Slide
nieuw: verleden tijd
- onderwerp
- hulpwerkwoord "avoir"
- voltooid deelwoord
[gehad / gedaan / gelopen / verslapen]
Slide 4 - Slide
0
Slide 5 - Video
le passé composé
Stap 1:
Je schrijft het onderwerp op
Stap 2:
Je schrijft het hulpwerkwoord op: avoir
Dit werkwoord moet je wel vervoegen!
Slide 6 - Slide
le passé composé
Stap 1:
Je schrijft het onderwerp op
Stap 2:
Je schrijft het hulpwerkwoord op: avoir
Dit werkwoord moet je wel vervoegen!
Stap 3:
j'ai
tu as
il / elle / on a
nous avons
vous avez
ils / elles ont
Slide 7 - Slide
le passé composé
Stap 1:
Je schrijft het onderwerp op
Stap 2:
Je schrijft het hulpwerkwoord op: avoir
Dit werkwoord moet je wel vervoegen!
Stap 3:
Je schrijft de stam op van het werkwoord + é
Dit is het voltooid deelwoord!
Slide 8 - Slide
le passé composé
Stap 1:
Je schrijft het onderwerp op
Stap 2:
Je schrijft het hulpwerkwoord op: avoir
Dit werkwoord moet je wel vervoegen!
Stap 3:
Je schrijft de stam op van het werkwoord + é
Dit is het voltooid deelwoord!
aimer -> aim -> aimé
jouer -> jou -> joué
marquer -> marqu -> marqué
gagner -> gagn -> gagné
Slide 9 - Slide
Maintenant: C'est à toi!
Slide 10 - Slide
1. Jij hebt mee gedaan
2. Wij hebben aangemoedigd
3. Ik heb gewonnen
4. Wij hebben een doelpunt
gescoord
Slide 11 - Slide
1. Jij hebt meegedaan
2. Wij hebben aangemoedigd
3. Ik heb gewonnen
4. Wij hebben een doelpunt
gescoord
1. Tu as participé
2. Nous avons encouragé
3. J'ai gagné
4. Nous avons marqué un but
Slide 12 - Slide
1. Jij hebt meegedaan
2. Wij hebben aangemoedigd
3. Ik heb gewonnen
4. Wij hebben een doelpunt
gescoord
5. U heeft gereisd
6. Zij hebben gespeeld
7. Zij heeft gekeken
1. Tu as participé 2. Nous avons encouragé 3. J'ai gagné 4. Nous avons marqué un but
Slide 13 - Slide
1. Jij hebt meegedaan
2. Wij hebben aangemoedigd
3. Ik heb gewonnen
4. Wij hebben een doelpunt
gescoord
5. U heeft gereisd
6. Zij hebben gespeeld
7. Zij heeft gekeken
1. Tu as participé
2. Nous avons encouragé
3. J'ai gagné
4. Nous avons marqué un but
5. Vous avez voyagé
6. Ils / Elles ont joué
7. Elle a regardé
Slide 14 - Slide
L'Immeuble,
un jour d'activité
la météo
Slide 15 - Slide
l'Immeuble
De familie gaat een dagje uit.
Maak het weerbericht voor die dag
Slide 16 - Slide
Wat wordt er bij een weerbericht allemaal gezegd...
- Schrijf dit op en vertaal daarna naar het Nederlands.
- Maak er een mooi verhaaltje van.
- Gebruik de informatie in de volgende dia's!
Slide 17 - Slide
Het werkwoord: "faire"
Als je in het Frans over het weer praat gebruik je meestal het werkwoord faire.
Dit werkwoord gebruik je niet alleen om te zeggen wat voor weer het is, maar ook om te vertellen wat voor weer het wordt en wat voor weer het geweest is: Il fait ...
Slide 18 - Slide
Quel temps fait-il?
Il fait chaud. = Het is warm. Il fait beau. = Het is mooi weer. Il fait froid. = Het is koud. Il fait mauvais. = Het is slecht weer. Il fait du soleil. = Het is zonnig. Il fait du vent. = Het waait. Il fait 20 degrés. = Het is 20 graden. Il fait du brouillard. = Het mist.
Slide 19 - Slide
Verschillende tijden:
Il va faire beau. = Het wordt mooi weer. Il va faire froid. = Het wordt koud. Il a fait chaud. = Het is warm geweest. Il a fait du vent. = Het heeft gewaaid.