3H Wederkerend en wederkering voornaamwoord hf. 3

Wederkerend of wederkerig vnw.
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Wederkerend of wederkerig vnw.

Slide 1 - Slide

Wederkerig voornaamwoord
  • Wat is dat ook alweer?
    Bedenk voor jezelf een zinnetje met een wederkerig werkwoord.
  • Je hebt er maar één (wederker1g werkwoord)
    elkaar (of de varianten elkander / mekaar)

Slide 2 - Slide

Wederkerend voornaamwoord
  • Wat is dat ook alweer?
  • Wederkerend betekent dat iets terugkomt. We kennen in het Nederlands wederkerende werkwoorden. Die beginnen altijd met 'zich', bijvoorbeeld:
    - zich branden
    - zich verslapen
    - zich bezeren

Slide 3 - Slide

Vervoegen van wederkerend werkwoord
Als je wederkerende werkwoorden gaat vervoegen, dan komt er een deel van het werkwoord terug.
Voorbeeld:
- Zich vergissen
   Ik vergis me
   Hij vergist zich
   Wij vergissen ons

Slide 4 - Slide

LET OP!
Zich is altijd een wederkerend voornaamwoord, maar me, je en ons kunnen ook persoonlijk voornaamwoord zijn.

Daarnaast kunnen je en ons ook bezittelijk voornaamwoord zijn.


Slide 5 - Slide

Vervangen door een ander woord
Bemoei je je altijd met je zusje als je ouders onderweg zijn?



Kan je me/je/ons vervangen door hij of hem? Dan is het een pers. vnw.
Kan je me/je/ze vervangen door zijn? Dan is het een bez. vnw.
Kan je me/je/ze vervangen door zich? Dan is het een wederkerend vnw.

Slide 6 - Slide

Vervangen door een ander woord
Bemoei je je altijd met je zusje als je ouders onderweg zijn?

Bemoeit hij zich altijd met zijn zusje als zijn ouders weg zijn?

Kan je me/je/ons vervangen door hij of hem? Dan is het een pers. vnw.
Kan je me/je/ze vervangen door zijn? Dan is het een bez. vnw.
Kan je me/je/ze vervangen door zich? Dan is het een wederkerend vnw.

Slide 7 - Slide

Verplicht en toevallig wederkerende werkwoorden

Slide 8 - Slide

Kan je 'zich' in de zinnetjes hieronder vervangen door iets of iemand anders?
a. Bjorn scheert zich.
     Bjorn scheert ...
b. Leon schaamt zich.
     Leonie schaamt ... 

Slide 9 - Slide

Kan je 'zich' in de zinnetjes hieronder vervangen door iets of iemand anders?
a. Bjorn scheert zich.
     Bjorn scheert zijn kin/ Henk / de hond.
b. Leon schaamt zich.
     Leonie schaamt ... 

Slide 10 - Slide

Kan je 'zich' in de zinnetjes hieronder vervangen door iets of iemand anders?
a. Bjorn scheert zich.
     Bjorn scheert zijn kin/ Henk / de hond.
b. Leon schaamt zich.
     Leonie schaamt ... 

Dit is het verschil tussen een verplicht wederkerend
werkwoord en een toevallig wederkerend werkwoord.

Slide 11 - Slide

Jij brandt je aan die kaars.
'Je' is een:

A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
wederkerend voornaamwoord

Slide 12 - Quiz

Jij houdt je boek verkeerd vast.
'Je' is een:
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
wederkerend voornaamwoord

Slide 13 - Quiz

Hij houdt zich vast aan de boei.
'Zich' is een:
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
wederkerend voornaamwoord

Slide 14 - Quiz

Heb je je vanochtend wel gewassen?
De eerste 'je' is een:
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
wederkerend voornaamwoord

Slide 15 - Quiz

Heb je je vanochtend wel gewassen?
De tweede 'je' is een:
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
wederkerend voornaamwoord

Slide 16 - Quiz

Oefenen
Maak opdracht 1 t/m 3 van blz. 99
(of online H3, grammatica woordsoorten, opdr. 1 t/m 3)

Denk aan het doorgeven van je boektitel. Dinsdag hebben we een leesles, dus zorg dat je je boek dan meeneemt!

Slide 17 - Slide