1. Je kunt beschrijven wat
gedrag is en hoe het ontstaat.
- gedrag is alles wat een mens of dier doet
2. Je kunt het verschil beschrijven tussen een inwendige en uitwendige prikkel en voorbeelden hierbij noemen.
- Dit is een prikkel uit jouw omgeving en noem je een uitwendige prikkel. Er zijn ook prikkels die bij jou van binnenuit komen, die noem je inwendige prikkels.
3. Je kunt het begrip sleutelprikkel beschrijven en hierbij 3 voorbeelden noemen.
- Sommige prikkels, roepen altijd hetzelfde gedrag op. Dit heet een sleutelprikkel. Een voorbeeld hiervan is de open snaveltjes van jonge vogeltjes -> daardoor gaan ouders voeren
4. Je kunt uitleggen wat een supranormale prikkel is.
- Een supernormale prikkel is een prikkel die sterker is dan een normale sleutelprikkel.