Tweede Wereldoorlog tot nu toe

De Wereldoorlogen
Quiz van het hoofdstuk tot nu toe
1 / 26
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

De Wereldoorlogen
Quiz van het hoofdstuk tot nu toe

Slide 1 - Slide

Nationalisme is:
A
Een eigen staat voor je land willen.
B
Een grote liefde hebben voor je eigen volk.
C
Een leger hebben om je eigen volk te verdedigen.
D
Niet zwakker willen zijn dan andere volken.

Slide 2 - Quiz


Welk woord heeft niets
te maken met nationalisme?
A
vlag
B
land
C
mitrailleur
D
volk

Slide 3 - Quiz


Welk woord heeft niets
te maken met militarisme?
A
soldaat
B
volkslied
C
uniform
D
medailles

Slide 4 - Quiz

In 1914 kwamen veel
Europese landen met elkaar in oorlog. Wat is daarvan geen oorzaak
A
nationalisme
B
opkomst van Hitler
C
militarisme
D
bondgenootschappen

Slide 5 - Quiz

Welke landen bleven neutraal in de bondgenootschappen?
A
Nederland, Belgie
B
Luxemburg, Australie
C
Frankrijk, Engeland en Rusland
D
Servie en Italie

Slide 6 - Quiz

Verbind de bondgenoten

Slide 7 - Drag question

Waarom moesten de Duitsers via België en Luxemburg naar Frankrijk?
A
De Frans-Duitse grens was zwaar bewaakt
B
Duitsland en Frankrijk grenzen niet aan elkaar
C
Ze konden niet via Nederland
D
Ze wilden graag Belgische frieten eten

Slide 8 - Quiz

Een vrouw laat haar kachel branden op papiergeld. Waar en wanneer is deze foto gemaakt?

A
in de Verenigde Staten, kort na de beurskrach van 1929
B
in Duitsland, tussen 1921 en 1924, toen de inflatie extreem hoog was
C
in Italië, kort nadat Mussolini aan de macht kwam.
D
in de Republiek van Weimar, direct nadat de keizer naar Nederland was gevlucht

Slide 9 - Quiz

Welke slag was een keerpunt in de Sovjet-Unie tegen het Duitse leger?
A
De slag om Leningrad
B
De slag om Moskou
C
De slag om Stalingrad
D
De slag om Sovjet-Unie

Slide 10 - Quiz

De geallieerden hadden een grote militaire operatie uitgevoerd aan de Franse kunst. Hoe heet die operatie?
A
Operatie Barbarossa
B
D-Day
C
Slag om Frankrijk
D
Slag om de Somme

Slide 11 - Quiz

Wie deden mee aan razzia's?
A
Collaborateurs
B
Verzetslieden

Slide 12 - Quiz

Waar of niet waar: toen het Duitse leger koningin Wilhelmina gevangen nam gaf Nederland zich over
A
Waar
B
Niet waar

Slide 13 - Quiz

Welke Nederlandse stad werd er door de Duitsers gebombardeerd?
A
Utrecht
B
Rotterdam
C
Amsterdam
D
Den Haag

Slide 14 - Quiz

Eerste Wereldoorlog
Tweede Wereldoorlog

Slide 15 - Drag question

In welk jaar eindigde de Tweede Wereldoorlog?
A
1943
B
1944
C
1945
D
1946

Slide 16 - Quiz

Welk begrip past bij de bron?
A
Blitzkrieg
B
D-day
C
Aanval op de Sovjet-Unie
D
Slag om Stalingrad

Slide 17 - Quiz

SLeep de juiste gebeurtenis naar het juiste vakje
1939-1940
1941-1942
1943-1944
1945
blitzkrieg
Battle of Brittain
Zelfmoord Hitler
D-day
Aanval op de VS
Aanval op Rusland
Duitsland geeft zich over
Nederland capituleert

Slide 18 - Drag question

Juist of onjuist:
Duitsland probeerde Groot-Brittannië te verslaan, maar dat mislukte.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 19 - Quiz

Zet de gebeurtenissen in de goede volgorde
1
2
3
4
De aanval op de Verenigde Staten
De geallieerden komen in Frankrijk aan
De aanval op Rusland
Hongerwinter

Slide 20 - Drag question

Dit is een voorbeeld van
A
Nationalisme
B
Holocaust
C
Propaganda
D
Antisemitisme

Slide 21 - Quiz

Vul de juiste antwoorden in.
Samenwerken met de vijand
Nederlandse politieke partij die in de Tweede Wereldoorlog collaboreerde met de Duitsers
Hekel hebben aan joden, discrimiatie van Joden
Naam voor de moord op zes miljoen joden in de Tweede Wereldoorlog. Joden noemen dit zelf de Shoa.
Holocaust
NSB (Nationaal-Socialistische Beweging)
Antisemitisme
Collaboreren

Slide 22 - Drag question

'Het verlies van de Eerste Wereldoorlog door Duitsland is een ....... van het ontstaan van de Tweede Wereldoorlog.'

A
oorzaak
B
gevolg

Slide 23 - Quiz

Hoe heette de aanval van Duitsland op de Sovjet Unie?
A
Blitzkrieg
B
Operatie Barbarossa
C
Operatie Market Garden
D
D-Day

Slide 24 - Quiz

Welke begrip past bij de bron?
A
censuur
B
collaboratie
C
indoctrinatie
D
verzet

Slide 25 - Quiz

De nazi's maakten met hun rassenleer onderscheid in mensen. Welke twee categorieën mensen?
A
Supermenschen en üntermenschen
B
Übermenschen en üntermenschen
C
Ariërs en joden
D
Ariërs en de rest

Slide 26 - Quiz