H4 Engels periode 2 week 2 - januari 2021

H4 English Term 2
week 2 - January 2021
1 / 37
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

H4 English Term 2
week 2 - January 2021

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Link

Slide 3 - Video

SO Leesvaardigheid - please note
- BONUS opdracht begin periode 3

Slide 4 - Slide

SE2 woe. 20 januari 11.00 uur
50% van je cijfer = grammatica & woordjes
- grammar: past simple, present perfect, articles (a/an), 
   plurals (meervoud)
- vocabulary: woordjes Term 2 (periode 2), alleen En-Ne

50% van je cijfer = informele brief schrijven
- informal letter

Slide 5 - Slide

In class today
  • Tips and common mistakes informal letter 
  • Grammar - RECAP (herhaling)

Slide 6 - Slide

Informal Letter - tips and feedback
- a /an: Als de eerste letter in de UITSPRAAK een klinker (a/e/o etc) is dan zet 
   je AN voor dat woord. Example:  an FBI agent ('e') and an hour ('au')

- meervoud: -y --> -ies. For example; country - countries
   meervoud man/woman = men/women

- capital letters: January, London, Timothy
- punctuation: end sentence with . 


Slide 7 - Slide

- tenses (tijden): when in doubt, keep it simple. (I received your letter last         
   week..., I would like to.., I am glad... etc) 

- to/too: te veel/ook --> too   That's too much work. I love you too
   naar/(om) te --> to   We are going to Ibiza. We ask you to stay here. 

- word count: use enough words. And try to use not way too many words. 

- Use your dictionary!

Slide 8 - Slide

Grammar - Past simple
De past simple is om te zeggen dat iets in het verleden is gebeurd maar nu is afgelopen! Dat kun je zien omdat er een tijd wordt genoemd, wanneer het was afgelopen.   I saw a movie last night. 

Slide 9 - Slide

when there is the past.....


Yesterday

Last month

last week

this morning

two weeks ago

last night

last year

during World War II

on Sunday

back then


Past Tense = verleden tijd


ww + ed  bij regelmatige werkwoorden


- y    wordt     - ie   : carry - carried

grab   wordt    grabbed

stop   wordt    stopped

travel  wordt  travelled



onregelmatige werkwoorden = 2e rijtje


Slide 10 - Slide

get
De past simple hiervan is:
A
got
B
gotten
C
getted
D
getting

Slide 11 - Quiz

go
De past simple hiervan is:
A
gone
B
got
C
goed
D
went

Slide 12 - Quiz

PAST SIMPLE als bevestiging
 I was in London last year.  (be)
 We saw this film last night. (see)
 They bought the same dress yesterday. (buy)
 I worked really hard last year (work)

Slide 13 - Slide

PAST SIMPLE als ontkenning
I was not in London last year.  (be)
We didn't see this film last night. (see)
They didn't buy the same dress yesterday. (buy)
I didn't work  hard last year (work)

Slide 14 - Slide

PAST SIMPLE als vraag
 Was I  in London last year?  (be)
 Did we see this film last night ?(see)
 Did they buy the same dress yesterday? (buy)
 Did I work  hard last year? (work)

Slide 15 - Slide

Grammar - Present Perfect 

Slide 16 - Slide

 SIGNAALwoorden Present Perfect
Er zijn SIGNAALwoorden die je verklappen dat je de present perfect moet gebruiken.
Hai fyne jas! 
How long         For                Just                    
Always              Yet                 Already             
In (weeks)       Never           Since                 
                             Ever                                           

Slide 17 - Slide

Present Perfect bij REGELMATIGE werkwoorden:

have/has + ww + ed

Slide 18 - Slide

Present Perfect bij ONREGELMATIGE werkwoorden:
have/has + 3e rijtje





                              
  voltooid deelwoord = 3e rijtje

                                                                                                

Slide 19 - Slide

Even kort samengevat
Bij de Past Simple: in het verleden begonnen EN geëindigd.
Bij de Present Perfect: in het verleden begonnen en nog bezig of van toepassing of resultaat is zichtbaar.

Slide 20 - Slide

The policeman ____ (arrest) two people already.
A
arrested
B
have arrested
C
has arrested
D
arrest

Slide 21 - Quiz

She____(go) to Japan last year and she____ (live) there for a year now.
A
go / live
B
went / lived
C
went / has lived
D
has gone / lived

Slide 22 - Quiz

Joy _____(buy) two tablets last month.
A
bought
B
has buyed
C
buyed
D
has bought

Slide 23 - Quiz

Frank ____ (get) his bike last May. So he ____ (have) it for 4 months.
A
getted / had
B
had got / had
C
got / has had
D
got / has have

Slide 24 - Quiz

Grammar - a/an
  • Als de eerste letter in de UITSPRAAK een klinker (a/e/o etc) is   dan zet  je AN voor dat woord. 
      Example: an FBI agent ('e') - an hour ('au')

  • Als de eerste letter in de UITSPRAAK een medeklinker is dan   zet je A voor dat woord. 
      Example: a UFO ('j') - a European country ('j') 

Slide 25 - Slide

... magazine
A
a
B
an

Slide 26 - Quiz

... unicorn
A
a
B
an

Slide 27 - Quiz


.....hour
A
a
B
an

Slide 28 - Quiz


..... aunt
A
a
B
an

Slide 29 - Quiz


..... university
A
a
B
an

Slide 30 - Quiz


..... letter
A
a
B
an

Slide 31 - Quiz

Grammar - plurals (meervoud)
Standaardregel: zet -s achter de noun (zelfst.nw.)
toy - toys

Uitzonderingen
  • medeklinker+y verandert in -ies        -> baby - babies
  • -f/-fe verandert in -ves                           -> knife - knives
  • s-klank krijgt -es achter de noun       -> witch - witches
  • sommige moet je uit je hoofd leren -> child - children  -  man-men

Slide 32 - Slide

What's the plural of baby?

A
babys
B
baby's
C
babies

Slide 33 - Quiz

What's the plural of knife?
A
knives
B
knifes
C
knivves
D
knive's

Slide 34 - Quiz

What is the plural of man?
A
mans
B
mannen
C
men
D
man's

Slide 35 - Quiz

What is the plural of child?
A
child's
B
children
C
childs
D
childes

Slide 36 - Quiz

Weektaak
  1. Maak Weektaak
  2. Kijk je Weektaak HIER na
  3.  Stuur mij je nagekeken Weektaak via Teams voor het eind van dit blok. Dit is ook je aanwezigheidsregistratie. 

Slide 37 - Slide