W16 FA 3H H5 Les 3

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Bonjour à tous...3H

Semaine 16: 13 avril -> 17 avril

Chapitre 5 

Formidable

Cours de français

Qu'est-ce que tu vas faire?

- les corrigés

- un nouveau sujet de grammaire

- répondre aux questions

- les exercices

D'abord ...

Les corrigés: De opdrachten van chapitre 5 partie C, E en F nakijken

Exercice 13a

-

Exercice 13b

Avant, j'aimais beaucoup le sport. Je faisais de la natation presque tous les matins avant les cours. Mon frère Vincent détestait le sport. Lui, son passe-temps favori, c'était la musique. Il jouait avec trois copains tous les week-ends. Ils ont monté un groupe de rock: Hypersilence. Une fois, j'ai assisté à un concert. Il y avait vraiment une bonne ambiance.

Exercice 13c

Hele Franse werkwoord Nederlandse vertaling werkwoordsvorm

1 aimer = hield

2 faire (de la natation) = zwom

3 détester = haatte, had een hekel aan

4 être = was

5 jouer = speelde

6 avoir = was

Exercice 13d

1 passiez 4 lisais

2 allions 5 regardait

3 faisaient 6 jouais

Exercice 14a

1 J’étais prêt pour le match du FC Nantes contre le PSG.

2 Nous étions en vert et jaune.

3 Mon frère portait une écharpe du FC Nantes.

4 Il y avait beaucoup de monde dans le stade de la Beaujoire.

5 Le FC Nantes jouait un match à domicile.

6 J'aimais l'ambiance dans le stade!

Exercice 14b

1 Inès était                  4 Il y avait

2 Son frère jouait      5 Inès trouvait

3 Ils avaient                6 Vous alliez

Exercice 14c Voorbeeldantwoord(en)

1 Je jouais toujours avec mon grand frère.

2 J’aimais jouer aux Playmobil.

3 Oui, je faisais de l’équitation. / Non, je ne faisais pas de sport.

4 Oui, j’étais membre de la FNRS (Fédération Néerlandaise d’équitation). / Non, je

n’étais pas membre d'un club.

5 Oui, je jouais du piano. / Non, je ne jouais pas d’un instrument (de musique).

Exercice 15a

schuingedrukt = passé composé

onderstreept = imparfait

L'année dernière, je suis partie comme fille au pair aux États-Unis. Il y avait trois enfants dans ma famille d'accueil. Tous les jours, je les aidais à se préparer. Puis, je les accompagnais à l'école, à pied. Leurs parents rentraient toujours tard.

J'étais libre pendant les heures d'école. Cela m'a permis de suivre des cours d'anglais et d'améliorer mon niveau. Je n'ai pas eu de problème pour m'adapter. J'ai rencontré des gens très différents. C'était vraiment sympa!

Exercice 19a

Paardrijden. / Dag van het paard.

Exercice 19b

1 Voor mensen die paardrijden leuk vinden en dat willen ontdekken.

2 Op alle Franse maneges en poneyclubs, op zondag 24 maart.

3 Bezichtiging van de manege, gratis proefles (op een paard of een poney) en bosritten.

4 Bij de Petit Ranch, in Argelès-sur-Mer.

5 -

Exercice 19c Voorbeeldantwoord(en)

weekend, rugby, teamsport, fietsen, gitaar spelen, paardrijden, wedstrijd, kampvuur

Exercice 19d

A, C, D & F

Exercice 19e

1 komend weekend. 5 dezelfde weg

2 de sport die Christine beoefent. 6 individuele sport

3 rugby 7 Christine

4 niet leuk 8 een avond bij het kampvuur

Exercice 19f

Dat hij het geen probleem vindt om alleen voor haar gitaar te spelen. Hij vindt haar namelijk leuk.

Exercice 20a

1 B 4 B

2 B 5 B

3 B 6 A

Exercice 20b

1 B

2 C

3 D

4 E

5 A

Exercice 21a

Qu'est-ce que tu aimes faire le week-end?

--> J'aime faire du vélo.

--> J'adore monter à cheval.

Qu'est-ce que tu fais d'autre?

--> Je joue de la guitare.

--> Moi, je joue du piano.

Exercice 22a

C informeren

Exercice 22c

1 C

2 C

Exercice 23a

-

Exercice 23b

1 Twee jongeren: Sarah en Issam.

2 Hun favoriete sport.

3 In de studio van Fun Radio Nantes.

4 Op vrijdag 3 februari.

5 In het kader van de open dag voor de sport in Nantes.

Exercice 23c

 

1 B

2 A

3 A

4 C

5 C

Exercice 24a

1 ontwikkelen                          4 het plezier

2 waardeer / vind je leuk      5 fysiek / lichamelijk

3 hangt af                                 6 verdedigen

Exercice 24b

1 faire du basket, jouer au basket

2 faire de la natation, nager

3 faire de la danse, danser

4 faire du hockey, jouer au hockey

5 faire du tennis, jouer au tennis

6 faire du foot, jouer au foot

Exercice 25a

1 Tu aimes les sports d'équipe?

2 Non, je préfère les sports individuels.

3 Oui, ça me plaît beaucoup.

4 Je suis d’accord avec toi.

 

Exercice 25b

1 Houd je van teamsporten?

2 Nee, ik doe liever individuele sporten. / Nee, ik houd meer van individuele sporten.

3 Ja, ik vind het heel erg leuk.

4 Ik ben het met jou eens.

Mettre

Vandaag gaan we een nieuw werkwoord leren.

Doel: aan het einde van deze presentatie ken je het werkwoord mettre. Je weet wat het betekent, je kan het herkennen en zelf toepassen in de volgende tijden: le présent, le passé composé, l'imparfait en le futur simple.

Mettre

= een onregelmatig werkwoord. 

Betekenis: zetten / leggen / erover doen / aantrekken (kleding).

Dit werkwoord is dus heel handig, omdat je het in het dagelijkse leven vaak gebruikt! 

Mettre: le présent

Je mets = ik leg

Tu mets = jij legt

Il/elle/on met = hij/zij legt

Nous mettons = wij leggen

Vous mettez = jullie leggen

Ils/elles mettent = zij leggen

Mettre: le passé composé

Stap 1: neem een vorm van het werkwoord avoir 

--> j'ai

Stap 2: mettre verandert in mis

--> mis

= j'ai mis 

Mettre: le passé composé

J'ai mis = ik  heb gelegd

Tu as mis = jij hebt gelegd

Il/elle/on a mis = hij/zij heeft gelegd

Nous avons mis = wij hebben gelegd

Vous avez mis = jullie hebben gelegd

Ils/elles ont mis = zij hebben gelegd 

Jullie hebben net geluisterd naar een gedicht van de Franse dichter Jacques Prévert (1900-1977), Déjeuner du matin. Hiernaast nog eens de tekst.

In dit gedicht komt het werkwoord mettre een aantal keer in de passé composé voor. 

Opdracht: schrijf op een blaadje alle zinnen op uit dit gedicht, waarin je de passé composé van mettre herkent. Op de volgende dia kan je deze overtypen bij de open vraag en kijken of je het juiste antwoord had.

Vul hier alle zinnen in met de passé composé van mettre, die je in het gedicht Déjeuner du matin hebt gevonden.

Mettre: l'imparfait 

Stap 1: neem de nous-vorm van het werkwoord mettre

--> mettons

Stap 2: uitgangen van de imparfait 

--> ais, ais, ait, ions, iez, aient 

  

= Je mettais 

Mettre: l'imparfait 

Je mettais = ik legde

Tu mettais = jij legde 

Il/elle/on mettait = hij legde

Nous mettions = wij legden

Vous mettiez = jullie legden

Ils/elles mettaient = zij legden

Nu jullie: Sleep de juiste vorm van mettre in de imparfait naar de juiste persoonsvorm.

Mettre: l'imparfait

Je

Tu

Il

Nous

Vous

Ils

mettais

mettions

mettaient

mettait

mettais

mettiez

Mettre: le futur simple 

Je mettrai = ik zal leggen

Tu mettras = jij zal leggen

Il/elle/on mettra = hij zal leggen

Nous mettrons = wij zullen leggen

Vous mettrez = jullie zullen leggen

Ils/elles mettront = zij zullen leggen

Opdracht:

Bedenk 4 zinnen waarin het werkwoord mettre voorkomt. In elke zin gebruik je een andere tijd. Het gaat om de tijden die we net hebben behandeld:

le présent, le passé composé, l'imparfait en le futur simple. 

*Exemple: Demain, je mettrai une robe rouge. 

Lever deze 4 zinnen in op de volgende dia.

4 zinnen met mettre in de 4 behandelde tijden: le présent, le passé composé, l'imparfait en le futur simple.

Wat moet je maken deze week?

Opdrachten Chapitre 5

- maak alle oefeningen van Partie G : Grammatica 

in je online werkboek 

- daarna maak je de oefeningen van Partie H en I 

- Leren vocabulaire H

- herhalen vocabulaire en zinnen A, B, E en F

-Leren en toepassen

À bientôt!

Bon travail et restez en bonne santé