Traject MUMC-Herstelzorg

1 / 25
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Wat is A.D.L?
A
Algemene Dagelijkse Levenszaken
B
Algemene Dagelijkse Lichamelijke klachten
C
Algemene Daginvulling en Levensverrichtingen
D
Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen

Slide 2 - Quiz

Wat betekent zelfredzaam zijn?
Welk antwoord is fout.

A
Eigen handelingen kunt uitvoeren
B
Zelfstandig zaken oplossen
C
Geldt alleen voor ADL zaken
D
Sociale contacten kunnen onderhouden

Slide 3 - Quiz

Wat is zelfregie?
A
Hulp vragen bij maken van beslissingen
B
Zelfregie gaat over beslissingen maken
C
Geen bewuste keuze kunt maken.
D
Geen idee

Slide 4 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een zelf regie?
A
Geen bankzaken kunnen regelen
B
IK kies hoe ik me kleed
C
Geen besef van hygiene
D
Op tijd naar zijn werk gaan

Slide 5 - Quiz

Wat verstaan we onder auditieve beperkingen?

A
Slechthorende mensen.
B
Iemand kan niet meer zelfstandig wonen.
C
Dit is een beperking in de hersenen.
D
Iemand kan zich niet meer verbaal uiten.

Slide 6 - Quiz

Wat is niet een kenmerk van een chronische ziekte?
A
Na medicatie kan het probleem opgelost zijn
B
Medicatie noodzakelijk
C
Levenslange diagnose
D
In behandeling specialist

Slide 7 - Quiz

Welk ziektebeelden zijn geen voorbeeld van een chronische ziekte?
A
Burn-out
B
Hartfalen
C
Diabetes
D
Nierproblemen

Slide 8 - Quiz

Heeft een chronische ziekte invloed op mijn denkproces?
A
Nee alleen op mijn beperking
B
Nee, staat los van elkaar
C
Ja,door de beperkingen heb ik op andere klachten beperkingen
D
Ik weet het niet.

Slide 9 - Quiz

Wanneer kun geen handalcohol gebruiken?



A
Tussendoor effectief handen reinigen
B
Na reinigen met een desinfecterend doekje
C
Nadat je handen hebt gereinigd met zeep.
D
Handen zichtbaar vervuilt

Slide 10 - Quiz

Zintuigelijke beperkingen
zijn:
A
Ogen/mond
B
Alle gezicht delen in jouw hoofd
C
Voeten/handen/ogen
D
Onbekend

Slide 11 - Quiz

Een zorgvrager met een aangeboren afwijking heeft minder last van beperkingen?
A
Ja zijn zelfredzaamheid is hoger
B
Nee dat is gelijk
C
Ja dat klopt
D
Ik weet het niet

Slide 12 - Quiz

Wat kenmerkt een gezonde zorgrelatie?
.
A
Afstemmen op wensen familie en zorgvrager
B
Alle zorg zo goed mogelijk uit de handen van de cliënt nemen.
C
Zorg aanbieden die afgestemd is op de huidige autonomie van de cliënt.
D
Zorg aanbieden die afgestemd op de autonomie uit verleden.

Slide 13 - Quiz


Wat is spraakafzien?
A
Klanken combineren met verbale en non-verbale communicatie
B
Een specialisatie van de logopediste
C
Wordt de spraak begrepen door de zorgvrager?
D
Lijkt op een spraakafasie

Slide 14 - Quiz

Wat is non-verbale communicatie?
A
De manier hoe men iets zegt
B
De uitingen niet door woorden
C
De klank van de woorden
D
De woorden volgen niet snel op elkaar

Slide 15 - Quiz

Wat is geen psychische stoornis?
A
Adhd
B
CVA
C
Depressie
D
Onbekend

Slide 16 - Quiz

Wat is een progressieve aandoening?
A
Is van tijdelijke aard
B
Een aangeboren afwijking
C
Wordt altijd chronisch en wordt dus erger
D
Geen idee

Slide 17 - Quiz

Wat is niet een organische aandoening?
A
Diabetes
B
Nierfalen
C
Copd
D
Frequent oorontsteking

Slide 18 - Quiz

Welke vorm is niet slechtziendheid
A
Verlies gezichtsscherpte
B
Kokervisus hebben
C
Vlekken zien
D
Tranende ogen

Slide 19 - Quiz

Visuele beperking waar dien je rekening mee te houden?
A
Geluiden
B
Vertel wat je ziet
C
Structuur
D
Alle zaken zijn noodzakelijk

Slide 20 - Quiz

Wat is reuma niet?
A
Verzamelnaam moto-rische aandoeningen
B
Immuunziekte
C
Verzamelnaam van gewrichten/pezen/ spieren
D
Grillig verloop ziekteproces

Slide 21 - Quiz

Wat is niet correct?
A
Cva=NAH
B
Cva is verbetering mogelijk
C
Cva zorgt voor psychische veranderingen
D
Accepatie zorgt voor beter herstel

Slide 22 - Quiz

Wat is niet het belangrijkste doel bij NAH
A
Revalidatie prioriteit
B
Activeren/coachen
C
Vinden goede balans
D
Vertrouwen in lichaam

Slide 23 - Quiz

Wat is het belangrijkste bij mobiliteit?
A
Stimuleren
B
Duidelijke instructie
C
Tillen zoveel mogelijk voorkomen
D
Alle genoemde antwoorden zijn correct.

Slide 24 - Quiz

Wat doe je niet bij mensen met een Cva?
A
Woorden invullen voor een ander
B
Neutraal reageren bij een vreemd antwoord
C
Ondersteunen tijdens eten
D
Alle antwoorden zijn juist

Slide 25 - Quiz